Over Hans Verhagen (2)
door Gert de Jager
In 2003 verschenen Verhagens verzamelde gedichten onder de titel Eeuwige vlam – met daarin de tweede versie van het openingsgedicht uit Sterren cirkels bellen die ik eerderciteerde -, werd er een tentoonstelling gewijd aan zijn werk in het Letterkundig Museum en kwam er onder de titel Tegen alle bloedvergieten en kanariepieten in een Schrijversprentenboek uit waaraan moderne grootheden als Jan Mulder en Ilja Pfeijffer meewerkten. Na twee decennia waarin van Verhagens reputatie niet veel meer over leek te zijn, was dat een wonderbaarlijke wederopstanding.
Het was vooral de dichter zelf die opstond. Niet direct met Kouwe voeten dat na een pauze van twaalf jaar verscheen in 1983 en ook niet met Autoriteit van de emotie uit 1992 – beide bundels werden matig ontvangen. Het veranderde pas echt met Echoput & luchtkasteel uit 1995. In 2000 verscheen Triomfantelijke wandelingen, in 2002 Quasi-kamikaze: niet alleen een dichter leek weer in zijn dichterschap te geloven, maar dat deden ook een uitgever die zijn werk liefdevol uitgaf en spraakmakende critici als Pfeijffer en Gerbrandy. De goegemeente geloofde met hen mee.
Tegen alle bloedvergieten en kanariepieten in gaat vergezeld van een dvd met fraaie fragmenten uit Het gat van Nederland – het legendarische VPRO-programma dat onder redactie van Hans Keller de buitenissigheid van het vaderland registreerde, twee seizoenen werd uitgezonden, met de Nipkowschijf werd bekroond en de standaard zette voor een VPRO-documentairestijl die het decennia heeft uitgehouden. Trage camerabewegingen nemen een omgeving op, een interieur en een personage. Onderwerp en personage worden geïntroduceerd door een bronzen stem – die van Hans Keller of Jan Blokker. Na verloop van tijd begint het personage zelf te spreken. Pauzes, stiltes, sfeer – het was de esthetiek van de beschaafde joint. Berichten uit de samenleving, Macchiavelli, Diogenes: tot diep in de jaren negentig liepen reeksen boeren naar een hekje en staken ze, wanneer ze eindelijk binnen waren, in rembrandtiek licht een pijp op. De stijl leeft getrivialiseerd voort in een programma als Man bijt hond.
In 1973 zochten jonge programmamakers een geschikte vorm voor hun visie op het menselijk bedrijf. Wat zoveel jaren later vooral opvalt, zeker in de bijdragen van Verhagen, is de melancholie: in de onderwerpskeuze en in de manier waarop er werd geregistreerd. Invalide kloosterzusters prijzen hun schepper en hompelen onder begeleiding van Flying van de Beatles het beeld uit. Een Rotterdamse juwelier draait alleen nog maar oude jazz – muziek uit de tijd dat het uitgaansleven nog gezellig was en zijn joodse vriend niet verdwenen. De ondergang van tbs’ers, junks, de schrijver Vaandrager: de terughoudende interviewer Verhagen lijkt zijn protagonisten onbeperkt het woord te geven, terwijl de camera geduldig en precies hun omgeving verkent.
Na de expansieve jaren zestig was dat het begin van de jaren zeventig: de jaren waarin Mensje van Keulen en F.B. Hotz debuteerden, Komrij de negentiende eeuw in ere herstelde en Nescio een belangrijker schrijver werd dan Vestdijk. De meeste indruk op de dvd bij Tegen alle bloedvergieten en kanariepieten in maakte op mij Trap naar zee: een documentaire uit 1975, een jaar na het einde van Het gat van Nederland. In Verhagens geboorteplaats Vlissingen worden de dijken verzwaard en moet een monumentale trap verdwijnen. Een trap verdwijnt, gebouwen verdwijnen, een man en een vrouw op een ansichtkaart worden door niemand meer herkend. In wat nog het meest een associatief filmessay lijkt, komen onder meer een sloper aan het woord, een oude man die de decennia heeft meegemaakt, een jongeman die de ruimte van zijn jeugd afgebroken ziet worden. In 1975 was ik zeventien; ik geloof dat ik rond die tijd een tikje te ongedurig was voor slome VPRO-esthetiek. Ik zie Trap naar zee nu en zie bakkebaarden, gekleurde overhemden en vreemde truien praten over een wereld die is verdwenen.
Laat een reactie achter