Al lezende in Ogier van Denemerken – 33 : Een bijna perfecte Karelroman
Amand Berteloot
Wie OvD tot het einde leest en zich noch door Ludwig Flugels eigenzinnige ingrepen noch door Weddiges interpretaties uit het veld laat slaan, maakt kennis met een spannende en goed vertelde tekst die in volle omvang beantwoordt aan alle eisen die men aan een Karelroman stelt. Ogier de Danemarche, het Franse voorbeeld voor OvD, staat te boek als een verhaal dat tot de z.g. Cycle des barons révoltés behoort, d.w.z. een reeks teksten waarin verteld wordt over de opstand van een aantal vazallen tegen hun leenheer Karel de Grote. De antagonist van Karel in ons verhaal is uiteraard Ogier, maar in het eerste deel van de verhaalcyclus (Ogiers kintsheit, verzen 1-4136) is hijzelf nog te jong om zich actief tegen Karel te verzetten. Daar zijn het vooral Ogiers verwanten die het conflict met Karel veroorzaken, resp. proberen om de koning met Ogier te verzoenen. Pas in het veel omvangrijker tweede deel (Ogiers outheit, verzen 4137-20974) gaat Ogier zelf de directe confrontatie met Karel aan en moeten beide protagonisten het conflict onder elkaar zien te beslechten. Beide delen worden door een eigen proloog voorafgegaan en kunnen zelfstandig als verhaaleenheden functioneren, al bouwen ze op elkaar voort. Wat daarna volgt (Ogiers pelgrimage, verzen 20975-23731) is een aanhangsel waarin het conflict tussen Ogier en Karel geen rol meer speelt.
Aan het begin van deel 1 (Ogiers kintsheit) bevindt Ogier zich als gijzelaar aan het hof van Karel. Deze heeft Ogiers vader Godefroot het koninkrijk Denemarken te leen gegeven, maar hij vertrouwt zijn vazal niet erg. Deze achterdocht blijkt gegrond te zijn, want Godefroot onttrekt zich aan Karels gezag en mishandelt diens gezanten op een schandelijke wijze. Een onmiddellijke bestraffing van Godefroot wordt verhinderd doordat Karel door de paus naar Rome geroepen wordt om daar de door de Sarracenen veroverde stad te ontzetten. Karel beslist dat Ogier als gijzelaar voor het door zijn vader begane onrecht moet worden bestraft met de dood en dat Godefroot na afloop van de Sarracenenveldtocht ter verantwoording geroepen zal worden. Omdat Ogier op dat moment nog niet volwassen is, nemen zijn oom Namels van Bavier, bisschop Tulpijn, Beuvoen sonder Baert en zelfs de koningin het voor hem op. Karel blijft echter onverbiddelijk aandringen op de terechtstelling van de jongen en probeert Ogiers verwanten uit zijn legerkamp weg te manoeuvreren om zijn oordeel alsnog ongestoord te kunnen voltrekken. Dank zij de waakzaamheid en de listigheid van Namels van Bavier en anderen slaagt men erin de terechtstelling telkens weer uit te stellen. Uiteindelijk grijpt Ogier in de strijd tegen de Sarracenen zelf de kans om te bewijzen dat hij loyaal is tegenover Karel en uitmunt in dapperheid. Daarop moet Karel inzien dat het verstandiger is Ogier in leven te laten en hem zelfs tot ridder te slaan.
In deel 2 (Ogiers outheit) wordt Ogier na de dood van zijn vader Godefroot zelf koning van Denemarken. Omdat Karel achterdochtig blijft, verlangt hij opnieuw een gijzelaar van zijn vazal als deze uit Parijs vertrekt om zijn land in bezit te nemen. Ogier laat zijn zoon Boudijn aan het hof achter, waar Karel hem onder zijn hoede neemt om moeilijkheden te vermijden. Karels zoon Charloot is echter jaloers op Boudijn en slaat deze in een woedeaanval dood met een schaakbord. Teruggekomen aan het hof verlangt Ogier wraak voor de moord op zijn zoon. De vorst is tot alles bereid om de verzoening te bewerkstelligen, maar weigert Charloot aan Ogier uit te leveren. Op dat ogenblik verklaart Ogier zijn loyaliteit met Karel voor beëindigd en kondigt aan voortaan met alle middelen te zullen proberen vader en zoon voor de moord op Boudijn te bestraffen. Vanaf dit ogenblik staat Ogier alleen in zijn conflict met Karel, want nagenoeg al zijn verwanten kiezen de zijde van Karel, en zij die dat niet doen, nl. Willem Fierebras en het geslacht van Aymerijn van Nerboene, worden met behulp van een list door Macharijs van der Losane schaakmat gezet. Helemaal op zichzelf aangewezen en in de steek gelaten door zijn verwanten zoekt Ogier andere bondgenoten. Hij neemt contact op met de Sarracenen in Oost-Europa. Ogier wil hen voor zijn doel instrumentaliseren en dringt er bij hen op aan een oorlog tegen Karel te beginnen. Hij slaagt daarin, maar hoewel de Sarracenen in de overmacht zijn, delven ze op het einde het onderspit en Ogier weet slechts op het nippertje te ontsnappen. Op zijn vlucht wordt hij echter door bisschop Tulpijn gevangen genomen, die evenwel belooft hem niet aan Karel uit te leveren. Terwijl Ogier in Reims in de kerker smacht, beginnen de Sarracenen een nieuwe oorlog tegen Karel, deze keer onder de leiding van Broyier sr., aan wie voorspeld is dat hij door niemand anders dan door Ogier overwonnen kan worden. Als Karel op het punt staat deze oorlog te verliezen, ziet hij geen andere uitweg meer dan Ogier uit de kerker vrij te laten. Deze stelt echter als voorwaarde dat eerst de moord op Boudijn gewroken moet worden, voor dat hij bereid is Karel en de christenheid tegen Broyier te verdedigen. Noodgedwongen levert Karel hem Charloot uit, maar in een scene van bijna bijbelse dimensies verhindert een engel de executie van Boudijns moordenaar. Als tweede dramatisch hoogtepunt volgt daarop het tweegevecht tussen Ogier en Broyier. Als na de nederlaag van Broyier de Sarracenen uit het land verdreven worden, wordt de verzoening tussen Karel en Ogier bezegeld en de vrede hersteld.
De overgang tussen deel 2 (Ogiers outheit) en deel 3 (Ogiers pelgrimage) is in de tekst nauwelijks merkbaar. Het laatste deel van de roman wordt niet zoals de beide andere door een proloog ingeleid maar sluit naadloos aan bij wat voorafgaat. Nadat de verzoening tussen Karel en Ogier is bereikt, is de eerste verhaalstreng compleet afgesloten. De laatste 3000 verzen dienen om de andere rode draad, die al vanaf de eerste bladzijde van het verhaal aanwezig was, ten einde te spinnen. Vanaf vers 20975 wordt de focus helemaal gelegd op een nieuwe oorlog tussen de christenen en de Sarracenen, waarbij Ogier nog wel een centrale rol speelt, maar persoonlijk alleen aan het begin en op het einde in het gebeuren ingrijpt. Karel komt in dit deel nog nauwelijks voor. Dit gedeelte, dat in de Franse traditie een aanhangsel, een ‘continuation’, vormde, is in de Nederlandse OvD onlosmakelijk verbonden met Ogiers outheit en zorgt daardoor voor een belangrijke accentverschuiving tegenover het Franse voorbeeld. Door deze ingreep verschuift het conflict tussen Ogier en Karel tegen het einde van het verhaal als het ware naar het tweede plan. De strijd tussen het christendom en de Islam is het enige motief dat van het begin tot het einde in het verhaal aanwezig is en krijgt daardoor het hoofdaccent. De centrale boodschap van de roman schijnt daardoor te zijn dat ondanks alle interne conflicten onder de christenen het christendom steeds superieur is tegenover de Islam.
Ondanks deze onmiskenbare accentverschuiving, bevat OvD zo goed als alle kenmerken die een Karelroman uitmaken en waarvan we er hier een paar willen opsommen.
Het verhaal spiegelt een maatschappij die door mannen gedomineerd wordt. De vrouwen zijn zo onbelangrijk dat ze bijna nooit een naam krijgen. Ze worden in veel gevallen tot de moederrol gereduceerd. Ogier zelf heeft een korte relatie met de dochter van de burggraaf van Sint Omaars, die hem in de gevangenis komt troosten. Uit die verbinding wordt Boudijn geboren, maar moeder en kind krijgen hun echtgenoot en vader nauwelijks te zien. Kort nadat de jonge Boudijn als gijzelaar naar Parijs is vertrokken, sterft zij zonder dat er van een noemenswaardig huwelijksleven sprake is geweest. Hetzelfde geldt voor Ogiers tweede echtgenote, de eveneens naamloze Britse prinses, die hij uit Sarraceense gevangenschap heeft bevrijd. Nadat zij hem een zoon heeft geschonken, is ook haar rol uitgespeeld. Zelfs voor de koningin, de echtgenote van Karel, is maar één enkel kort en weinig succesvol optreden weggelegd, nl. als zij in begeleiding van dertig jonkvrouwen Karel van de executie van de jonge Ogier probeert af te brengen. Het enige vrouwelijke wezen dat uitvoeriger aandacht krijgt is Gloriande, de verloofde en latere echtgenote van sultan Karahen. Zij verzorgt Ogier als hij als gevangene in het Sarraceense kamp verblijft, verdedigt haar beschermeling tegen haar vader en organiseert het tweegevecht tussen Ogier en Karahen om te zien wie de dapperste van de twee is. Maar ook zij verdwijnt daarna zonder veel ophef uit het verhaal, niet zonder Karahen nog twee zonen te hebben geschonken. Verder zijn er nog een paar bedreigde jonkvrouwen, die het verhaal een licht Arturiaans accent geven, maar geen echte rol spelen in het verhaal. Ook negatieve vrouwenfiguren komen voor zoals de reuzin Galante en de oude vrouw die Ogier door middel van gedroogde erwten ten val weet te brengen. Nagenoeg volledig achter de schermen blijft Ogiers boze stiefmoeder. Zij blijkt achteraf degene te zijn geweest die Godefroot ertoe aangezet heeft Karels gezanten te mishandelen. Ogier had dus aan haar te danken dat Karel hem naar het leven stond, maar dat komen hij en de lezer pas later te weten. Als haar plan om Ogier uit de weg te ruimen mislukt, organiseert ze een hinderlaag om gewapenderhand te verhinderen dat Ogier zijn vader kan opvolgen als koning van Denemarken. Maar ook deze keer redt Ogier zich uit de situatie. Desondanks betoont hij zich daarna uitermate genereus door haar niet te bestraffen maar haar met een vorstelijk weduwenpensioen naar Jutland te sturen.
De mannenwereld waarin OvD speelt wordt door drie krachten beheerst: dapperheid, trouw van de leenman ten opzichte van de leenheer en loyaliteit ten opzichte van de eigen sippe. Moed is een eigenschap die bijna alle personages vertonen, met uitzondering van Charloot. Hij zet graag een grote bek op, maar als het erop aan komt, zet hij het meer dan eens op een lopen. Hij brengt ook niet de moed op om zijn schuld te bekennen en zijn verdiende straf te ontvangen. De meest schandelijke situatie ontstaat op het ogenblik dat hij met Ogier een afspraak maakt, dat hij, wanneer deze erin slaagt alleen zijn weg te banen doorheen het hele leger, in zijn tent op zijn bed liggend de komst van Ogier zal afwachten om zijn straf te ontvangen. Als Ogier bij de tent aankomt blijkt dat Charloot een hazewind op het bed heeft laten vastbinden en zich stiekem uit de voeten heeft gemaakt. Er wordt in OvD aan beide kanten met heldenmoed gevochten en gesneuveld. Aangrijpend zijn de scenes waarin Gautier, Ogiers schildknaap Reinier en Namels’ zoon Bertram om het leven komen. Het belang van dapperheid in de stijd blijkt alleen al uit het feit dat in tegenstelling tot de vrouwen in de roman de paarden en de wapens namen dragen. Broyfort, Bantsant, Morele en Volantijn zijn paarden en Corteine en Joyeuse heten de zwaarden van Ogier en Karel.
De andere twee krachtlijnen in het verhaal zijn de trouw van de leenman ten opzichte van zijn leenheer, die ook in de andere richting functioneert, en de loyaliteit ten opzichte van het eigen geslacht. De dramatiek in het verhaal ontstaat vooral wanneer deze beide krachten met elkaar in conflict geraken. Ogier, Namels van Bavier, Gwindeloen van Ongrien, Beuvoen sonder Baert en al de andere pairs zijn leenmannen van Karel de Grote en door hun leeneed tot trouw aan hun leenheer verplicht. Aan de andere kant zijn zij bijna allemaal met elkaar en met Ogier verwant, zodat van hen verwacht mag worden dat zij ook mekaar wederzijds zullen bijstaan als iemand van hen in de verdrukking komt. In Ogiers kintsheit is dit het centrale motief: Ogiers verwanten ondersteunen de nog jonge man tegen de plannen van Karel om hem als gijzelaar voor de wandaden van zijn vader Godefroot te laten opdraaien. In Ogiers outheit zijn de tegenstellingen veel scherper. Op het ogenblik dat Charloot Boudijn doodt, geraakt Karel in een haast onoplosbaar conflict tussen loyaliteit ten opzichte van zijn zoon en zijn verplichting als leenheer ten opzichte van Ogier. Doordat hij zijn zoon onder zijn hoede neemt, handelt hij onrechtvaardig en in strijd met de trouw die hij aan zijn leenman verschuldigd is. Ogiers woede van haar kant is begrijpelijk. Hij voelt zich door Karel onrechtvaardig behandeld en door zijn verwanten in de steek gelaten omdat deze in zijn ogen hun leeneed hoger stellen dan de loyaliteit tegenover hun familielid. Maar ook Ogiers verwanten staan voor hetzelfde onoplosbare dilemma. Kiezen ze partij voor Ogier, dan dreigen ze ontrouw te worden aan de eed die ze aan hun leenheer Karel gezworen hebben. In het andere geval laten ze een familielid in de steek. In deze moeilijke positie proberen allen zo te handelen dat ze aan beide partijen recht laten wedervaren. Ogiers verwanten vechten aan de kant van Karel maar zonder hun familielid Ogier direct te benadelen. Dit is ook de maxime waarnaar Ogier zich richt: hij strijdt tegen Karel maar vermijdt elke confrontatie met zijn verwanten. Tot een dramatisch hoogtepunt komt het in deze situatie als Ogiers trouwe schildknecht Reinier in de strijd door Namels’ ambitieuze zoon Bertram wordt gedood. Daarop heeft Ogier geen andere keuze meer dan op zijn beurt Bertram te doden. Aangrijpend is de manier waarop Namels ondanks de rouw om de dood van zijn zoon begrip weet op te brengen voor de uitzichtloze positie van Ogier en in plaats van wraakgevoelens te ontwikkelen er bij Karel op aandringt de oorlog stop te zetten. Een interessant detail in deze context is ook dat Ogier zich als een goede landsheer toont ten opzichte van de onderdanen die hem zijn toevertrouwd, want helemaal aan het begin van het conflict met Karel weigert hij naar Denemarken uit te wijken en zo zijn Deense onderdanen in de strijd te betrekken.
Karel maakt alles bij elkaar niet zo’n goede indruk. Hij is een echte ijzervreter, die ertoe neigt het recht naar eigen hand te zetten. In Ogiers kintsheit staat hij op zijn recht als leenheer. Als een vazal in opstand komt, heeft de leenheer het recht en de plicht hem door de terechtstelling van de gijzelaar te bestraffen, ook als het nog om een minderjarige gaat. Hij laat zich door niets en door niemand vermurwen en schrikt ook voor vuile trucs niet terug om dit doel te bereiken. Uiteindelijk is hij echter pragmatisch genoeg om in te binden en ervan af te zien zijn recht door te zetten. In Ogiers outheit misacht hij zijn plicht als leenheer door te verhinderen dat zijn zoon voor zijn misdaad bestraft wordt. Liever stort hij zijn onderdanen in een uitzichtloze oorlog dan dat hij zijn zoon uitlevert. Hij is pas bereid dit onrecht te herstellen als hij zodanig in het nauw gedreven wordt dat hij geen enkele andere keuze meer heeft. Hij is bits tegenover zijn pairs en munt ook niet uit door grote wijsheid want hij laat zich zowel door Charloot als door diens raadgevers om de vinger winden, terwijl hij de raad van trouwe vazallen als Namels en Willem Fierenbras in de wind slaat. Ondanks alles heeft hij als koning een bijzondere verbinding met God. Hij slaagt erin door zijn gebed God ertoe te bewegen de executie van Charloot te verhinderen, waardoor het conflict tussen Ogier en Karel door een ingreep van hogerhand beëindigd wordt.
Religiositeit speelt een zeer centrale rol in OvD. De strijd tussen het christendom en de Islam beheerst, zoals gezegd, het hele verhaal. Zonder dat er grote theologische debatten worden gevoerd, proberen de christelijke strijders regelmatig hun Sarraceense tegenstanders te bekeren, meestal zonder succes. Van Sarraceense kant wordt van deze missioneringsdrang zelfs misbruik gemaakt als Broyier sr. op een ogenblik waarop hij zich tijdens het tweegevecht in een netelige situatie bevindt, Ogier belooft zich tot het christendom te willen bekeren om zodoende een gevechtspauze te bereiken. Uiteindelijk zijn het alleen sultan Karahen, zijn beide zoons Gaudijs en Gloriant en hun neef Cordrages die zich laten dopen. Onder zijn nieuwe christelijke naam Acharijs promoveert Karahen op het einde zelfs tot heilige.
Religiositeit domineert ook de handelingen van de hoofdfiguren, in het bijzonder van Karel en Ogier. Karel heeft ondanks zijn tekortkomingen steeds het behoud van het christendom in Europa voor ogen en heeft daarbij een directe verbinding naar God. Ogier kiest weliswaar om pragmatische redenen de Sarraceense kant, maar heeft daar later spijt van en trekt naar Rome, naar het Heilig Land en naar het Oosten om vergeving te vragen en boete te doen voor deze fout. Van de andere kant mengt God zich zoals bij Karel ende Elegast direct in de handeling en wel op twee plaatsen. Hij verhindert de terechtstelling van Charloot door Ogier, een scene die sterk aan het verhaal van Abraham en Jacob in het Oude Testament (Genesis 22) doet denken. De tweede keer verlost hij Ogier op wonderbaarlijke wijze uit de kerker van Broyier jr. Dit herinnert op zijn beurt aan de wonderbare bevrijding van de heilige Petrus uit de kerker van Herodes (Handelingen van de Apostelen 12).
Het bovennatuurlijke is niet alleen in deze religieuze aspecten aanwezig, maar ook nog in een aantal andere magische elementen. Opvallend is dat men deze bijna uitsluitend aan de Sarraceense kant tegen komt. Al in een vroege fase van het verhaal is het Gloriande, die met behulp van een kostbare balsem de zwaar gewonde Ogier in korte tijd weer gezond maakt. Het motief van de wonderbaarlijke zalf die ogenblikkelijk alle wonden geneest, speelt ook een belangrijke rol in het tweegevecht tussen Ogier en Broyier sr. Uiteindelijk gooit Ogier het flesje met de kostbare zalf in een bron en herstelt op deze manier weer het evenwicht tussen beide tegenstanders. Het is ook dank zij een magische ring die hem voor zijn omgeving onzichtbaar maakt, dat Broyier jr. erin slaagt na zijn nederlaag tegen Ogier het slachtveld te verlaten. Een ander magisch motief is de helm van Sint Gratiaan. Deze is op een of andere niet nader beschreven manier in aanraking gekomen met het bloed van Sint Gratiaan en kan daardoor niet beschadigd worden. Ook hij is oorspronkelijk in het bezit van de Sarracenen maar wordt later door Ogier op Brunamont veroverd en aan Karel geschonken. In de loop van het verhaal redt hij niet alleen Karel maar ook Charloot van een wisse dood.
Een ander bekend motief uit de Karelepiek is het optreden van een verrader, ja zelfs van een heel verradersgeslacht. Het oertype is Ganelon in het Roelandslied, die in allerlei varianten in andere verhalen optreedt. In de Roman der Lorreinen b.v. heet hij Gelloen. In OvD komen we ene Guweles tegen, de zoon van Guweloen, al is het niet steeds duidelijk wie de vader en wie de zoon is. Guweles wordt geflankeerd door drie andere figuren, nl. Hardreit, Berengier en Macharijs van der Losane. De eerste twee zijn uit andere teksten niet bekend, Macharijs daarentegen wel. In de Mnl. Karelepiek treedt hij op als de sinistere Makarijs die in de Aiol de pasgeboren kinderen van Mirabel verdrinkt. Deze vier figuren worden door Charloot bij elkaar getrommeld om hem te helpen Boudijn uit de weg te ruimen. Macharijs verzint het verhaal dat Boudijn Charloot heeft uitgedaagd tot een schaakspel op leven en dood, en de overigen zijn onmiddellijk bereid om dit met een meineed te bevestigen. Als Charloot daarop Boudijn met het schaakbord dood slaat, wisselen ze echter onmiddellijk het kamp en gaan Charloot bij Karel aanklagen. Guweles, Hardreit en Berengier komen tijdens de grote slachtpartij die Ogier en Willem Fierenbras in Karels paleis aanrichten, om het leven, maar Macharijs overleeft. Zelfs nadat Willem hem ervan beschuldigt Karel in levensgevaar gebracht te hebben door hem in een toestand van bewusteloosheid niet te helpen, is Karel niet bereid naar Willem te luisteren en blijft hij Macharijs vertrouwen. Daardoor is de verrader in staat tot op het einde ongehinderd zijn twijfelachtige spel verder te spelen.
Karelromans dienen zich aan als geschiedverhalen en beroepen zich vaak op historische bronnen om hun waarheidsgehalte te onderstrepen. Hoewel ook OvD van het begin af aan leest als een historisch relaas, doet het verhaal zo goed als nooit een expliciete poging om de lezer van de waarheid van het vertelde te overtuigen. Gaandeweg sluipen er onwaarschijnlijke elementen in het verhaal. De beschrijving van de enorme eetlust en de onlesbare dorst van Ogier als hij in de kerker te Reims opgesloten zit, geven als het ware het startsignaal voor de cumulatie van steeds meer fantastische elementen. Het zijn vaak overdrijvingen, zoals het ongelooflijke aantal tegenstanders dat de helden weten te overwinnen, maar ook fantasiewezens zoals Herpijn, Cordragoen en de reuzin Galante. Opvallend is dat de twee decente pogingen die de auteur doet om de waarheid van het vertelde te bevestigen precies in de passage van Ogiers gevangenschap in Reims staan, op het moment dus waar het verhaal steeds meer de weg van de waarschijnlijkheid begint te verlaten. In vers 13891 wordt naar aanleiding van het verhaal over de reusachtige gouden beker die Tulpijn voor Ogier laat maken om er voor te zorgen dat hij steeds voldoende wijn te drinken krijgt, min of meer terloops gezegd, dat daar nog steeds bewijzen voor te vinden zijn. En in de verzen 15248 – 15251 wordt meegedeeld dat het gat dat Ogier in de muur van zijn kerker in Reims heeft getrapt, daar nog steeds bezichtigd kan worden omdat geen metselaar in staat is het te stoppen. OvD ontwikkelt zich dus van een zeer realistisch aandoend geschiedverhaal naar een steeds sterker met fantastische elementen doorspekt relaas, dat vrijwel geen andere aanspraak maakt op waarheid dan regelmatige verwijzingen naar de Franse bron.
OvD is een late Karelroman die een duidelijke accentverschuiving vertoont tegenover zijn Franse voorbeeld. In plaats van het conflict tussen Karel en Ogier is nu de strijd tussen de christenheid en de Islam het centrale thema geworden. Verder vertoont het verhaal alle klassieke kenmerken van de Karelepiek met uitzondering van de obligatorische waarheidsclaim.
Brock, mei 2014
Laat een reactie achter