Al lezende in Ogier van Denemerken – 35 : Epiloog
Amand Berteloot
Toen ik in de herfst van 2009 met de systematische lectuur van Ogier von Dänemark begon, kreeg ik al snel de indruk dat men Ludwig Flugels tekst alleen kan begrijpen als men probeert te achterhalen wat er in diens legger heeft gestaan. Het werk daaraan leverde al gauw een flinke stapel tekstflarden op, waarin detailproblemen werden onderzocht en soms opgelost. Maar omdat de samenhang tussen deze fragmenten ontbrak, was het onmogelijk een overzicht van het geheel te verkrijgen. Daarom besloot ik uiteindelijk toch de hele tekst naar het Middelnederlands te hertalen, in het volle besef dat dit een hachelijke onderneming is. Ik ben niet de eerste die zoiets probeert, en de experimenten van anderen hebben meer dan eens een onbevredigend resultaat opgeleverd. J. Van Vlotens poging om Maerlants Historie van den Grale en Boec van Merline en Lodewijc van Velthems Boec van coninc Arthur uit het Nederduits naar het Middelnederlands te hertalen is hem niet door iedereen in dank afgenomen. Ook Theodor Frings’ en Gabriele Schiebs inspanningen om Veldekes werk te reconstrueren hebben ondanks hun hoge graad van professionaliteit niet helemaal het gewenste effect bereikt. Er is echter een groot verschil tussen de genoemde werken en de Heidelbergse Ogier von Dänemark. Bij dit laatste werk hebben we te maken met een tekst die in zijn overgeleverde vorm nagenoeg onleesbaar is, wat tot gevolg heeft dat noch de neerlandici noch de germanisten het werk ter kennis nemen. Het heeft dan ook tot 2002 geduurd voordat de tekst überhaupt uitgegeven werd, maar ook die editie is er niet in geslaagd het werk echt toegankelijk te maken.
Voortbordurend op een metafoor van W.P. Gerritsen heb ik Ogier von Dänemark ooit als een compleet bewaard scheepswrak beschreven dat na een catastrofe naar de zeebodem is gezonken, waar het eeuwen gewacht heeft om gelicht te worden. Weddige heeft het aan de oppervlakte gehaald, maar zijn tekstcommentaren en woordverklaringen zijn als ondeskundige restauratiepogingen die de moeizaam geborgen resten verder uiteen doen vallen in plaats van ze voor het verval te redden. Het wrak dompelt sindsdien al meer dan tien jaar in een museumdok zonder dat deze evenknie van Karel ende Elegast door iemand gelezen werd. De auteurs van onze jongste literatuurgeschiedenishandboeken hebben er zo goed als geen notitie van genomen. Als men b.v. in Stemmen op schrift van F.P. van Oostrom alle gegevens over Ogier van Denemerken bijeen sprokkelt, krijgt men hooguit een halve bladzijde tekst bij elkaar. En Herman Pleij schrijft er in Het gevleugelde woord helemaal niets over, hoewel het werk zonder twijfel tot de periode behoort, die hij behandelt.
Door de hertaling is het wrak weer een schip geworden. Het is zeker niet zeewaardig en dat zal het ook nooit meer worden, maar het vervalproces is gestopt. Iedereen die wil, kan het betreden en om zich heen zien wat een half millennium lang verborgen was. Er liggen nogal wat losse planken aan dek en men moet uitkijken waar men loopt, maar men kan beter dan ooit tevoren een indruk krijgen van wat de Ogier ooit is geweest. En er is nog meer. Dank zij de reconstructie weten we waar en wanneer ons schip is gebouwd. We hebben zelfs een serieus vermoeden wie de bouwer was en welke rederij het in opdracht heeft gegeven. We weten van waar naar waar zijn maidentrip is verlopen, en wanneer, door wie en op welke manier het uiteindelijk gekelderd werd. Dat alles verandert de Ogier van een onbekende en vrijwel onleesbare tekst in de best gedocumenteerde Karelroman in de Nederlandse letterkunde en brengt literaire en kunsthistorische relaties aan het licht, die tevoren onbekend waren. Al blijft een tekstreconstructie een hachelijke onderneming, alleen al de winst aan kennis die we daarbij hebben opgedaan is een rechtvaardiging achteraf voor dit waagstuk.
Nu de tekstreconstructie (voorlopig) afgesloten is, maken we ook een einde aan deze reeks beschouwingen, niet zonder een heel hartelijk woord van dank uit te spreken aan het adres van Willem Kuiper, die met veel zorg en geduld voor de publicatie van tekst en commentaar in Neder-L heeft gezorgd. Ik hoop dat de Ogier langs deze weg eindelijk de belangstelling zal krijgen waar hij recht op heeft.
Brock, juni 2014
Laat een reactie achter