Dat het wetenschappelijk debat alleen bestond uit geredigeerde artikelen en boeken, presentaties tijdens congressen en vragenrondjes – dat was natuurlijk altijd al een illusie. Minstens even belangrijk waren het informele geklets in de koffiekamer, de roddels tijdens het congresdiner en de halfdronken krabbels op een servetje tijdens de borrel.
Alleen komt al dat informele gepraat nu in de wetenschap, net als elders in de samenleving meer aan de oppervlakte, bijvoorbeeld vanwege weblogs (zoals dit) en vanwege Facebook. En begint het zich meer en meer te vermengen met de officiële vormen. Niemand weet waar het heen gaat.
Zo is er in de taalkunde een klein schandaal ontstaan rond een recensie die een zekere Christina Behme geschreven heeft over een interview met Noam Chomsky. Dat zit zo.
In de eerste plaats behoort het desbetreffende boek al tot een apart genre: het is een lang interview dat de filosoof James McGilvray hield met de oude taalkundige. Het is verschenen bij een eerbiedwaardige uitgever, Cambridge University Press, maar het staat vol met passages als de volgende:
JM: Very quickly, then, to return to the social sciences: what do you think of them?
NC: I like Gandhi on Western civilisation: it sounds like a good idea…
[Both laugh]
Well, there are rudiments of social science, and some of them are interesting. It’s hard to criticise researchers just because they can’t go beyond what anybody can now understand. So take out of it what’s interesting.
What does merit criticism is posturing and pretentiousness – the pretence of having some kind of significant science when in fact it’s just the superficial trappings of science.
JM: Well, [calling themselves scientists] serves the interests of some social scientists, of course, because they can act as consultants…
Met andere woorden, de inhoud is die van een gesprek in een hotellobby na een lange dag en met een glas whisky erbij; maar ineens wordt het afgedrukt in een boek van een academische uitgever. Dit heeft wel veel te maken heeft met de persoon van Noam Chomsky en de sociologie van de mensen om hem heen: inmiddels is vrijwel ieder woord dat Chomsky zegt vastgelegd op video (je kunt op YouTube alleen al over 2014 tientallen uren vinden) en liefst ook nog op schrift. Er is geen enkele taalkundige uit de wereldgeschiedenis van wie we zoveel woorden hebben.
Vervolgens schreef de persoon Christina Behme een recensie van dit boek. Zij is geen taalkundige, heeft nooit iets over taalkunde gepubliceerd en heeft zich ook verder nooit in het vak gemanifesteerd. Ze leeft alleen het soort fascinatie voor Noam Chomsky uit op het internet dat andere internetgebruikers hebben voor de jihad. Ze is overal om de wereld te waarschuwen voor het Absolute Kwaad dat hij vertegenwoordigt. Wanneer iemand onder een YouTube-filmpje waarin Chomsky zijn mening geeft over zombies, iets zegt dat eventueel positief zou kunnen worden geïnterpreteerd, duikt Behme op om hiertegen te waarschuwen.
Behme schreef nu op een taalkundige vrijplaats op het internet een enorm lange recensie van het interview, waarbij ze uitgaat van de gedachte dat dit een ‘wetenschappelijke publicatie’ van Chomsky is, zodat ze het onder een fileermes kan leggen waar een gesprek aan de bar natuurlijk helemaal niet tegen kan.
De volgende stap is dat het respectabele Journal of Linguistics besloot deze enorm lange recensie door een niet taalkundige van een niet-wetenschappelijk werk te publiceren. Pikant genoeg is dat tijdschrift ook al van Cambridge University Press, dat dus voor de tweede keer profiteerde van de sensatie rondom één interview.
Vervolgens verschoof de discussie naar Facebook. Een van de redacteuren van de Journal of Linguistics, de Londense taalkundige David Adger, kondigde op zijn privé-pagina aan dat hij niet langer deel uit wilde maken van de redactieraad van het tijdschrift vanwege het beledigende, ad hominem-karakter van sommige van Behmes opmerkingen. Daarop reageerden andere geleerden weer door te zeggen dat dit het meest schandalige artikel was dat ooit verschenen was in de geschiedenis van de mensheid. En nu meldde Behme zich enkele dagen geleden weer op een toon die bij Geenstijl ‘huiliehuilie’ zou worden genoemd: om zich te beklagen over hoe onaardig de mensen tegen haar deden.
En zo zal het nog wel verder gaan. En ook deze blogpost is er natuurlijk weer onderdeel van: een onderdeel van het academisch bedrijf wordt getoond, een minder aangenaam onderdeel, dat van het elkaar onderling belachelijk maken en besmeuren. Dat was er altijd al, maar het was duidelijk gescheiden van de officiële wetenschappelijke publicatie. Terwijl die dingen nu veel meer door elkaar beginnen te lopen.
Lucas zegt
Het Journal of Linguistics maakt zichzelf ook belachelijk door dergelijke artikelen te publiceren, goed te begrijpen dat Adger bedankt voor de toekomst. Beperk je tpt de inhoudelijke discussie, niet dit soort gefrustreerd gezeur. De vreemde obsessie die taalkundigen en niet-taalkundigen met Chomsky en het vakgebied dat hij heeft opgezet is fascinerend; er is geen wetenschappelijk discours, maar gewoon blinde haat en frustratie. Respect voor andermans onderzoek ontbreekt bijna volledig.
Marc van Oostendorp zegt
Chomsky roept natuurlijk ook met zijn politieke werk felle reacties op; en hij is zelf ook niet wars van forse polemiek die volgens sommige over de rand is. Maar ik heb toch niet het idee dat 'respect voor andermans onderzoek bijna volledig ontbreekt'. Zeker, er zijn allerlei scholen, maar hier in Nederland wordt tussen leden van die scholen naar mijn waarneming toch tamelijk beschaafd gedebatteerd.
mark zegt
Dus de auteur is erin geslaagd om een soort internet-kruistocht te verplaatsen naar een wetenschappelijk tijdschrift. Ik ben dan benieuwd: hoe gebeurt zoiets precies? Journal of Linguistics heeft een respectabel editorial board (hoewel nu zonder Adger begrijp ik) en alle artikelen worden netjes via peer-review afgehandeld neem ik aan.
Aan de data boven het artikel te zien heeft het een jaar in de editorial pipeline gezeten ('received 30 jan 2013, revised 20 january 2014'). Het had dus afgewezen kunnen worden maar was dat niet.
Ik vind de stijl nogal vijandig. Haar niet-taalkundige achtergrond is ook te zien aan het feit dat ze voor de taalkunde nogal kritiekloos ideeën overneemt van Everett (wiens werk over taal en cultuur door een heel brede waaier van taalwetenschappers zeer kritisch beschouwd wordt) en Postal (wiens platonische ontologie van taal ik nooit echt begrepen heb). Het stuk heeft ook een sterk filosofische inslag en geeft inderdaad weinig blijk van diepgaande kennis van de taalwetenschap.
Maar los van de uitvoering en auteur van dit artikel: ik vind wel dat je van een boek (1) gepubliceerd door Cambrige University Press (2) met de titel "The Science of Language" (3) dat door de drukker aangeprezen wordt als "affording an accessible and readable introduction to Chomsky’s broad-based and cutting-edge theorizing" mag verwachten dat het wetenschappelijk is, en dus ook dat je het mag bekritiseren als het die verwachtingen niet weet in te lossen. Dat deed niet alleen de auteur van dit essay, maar bijvoorbeeld ook de gerenommeerde taalwetenschapper Pullum in Times Higher Education.
Lucas zegt
Mijn ervaring is anders, maar ook beperkter natuurlijk. In ieder geval werd mijn generatieve aanpak niet altijd gewaardeerd, om het zacht uit te drukken. En dat zit hem dan voornamelijk in de computationele linguïstiek of psycholinguïstiek. Dat mensen op een andere manier naar taal kunnen kijken, wordt lang niet altijd gezien als een zinnig idee.
Lucas zegt
Mijn ervaring is anders, maar ook beperkter natuurlijk. In ieder geval werd mijn generatieve aanpak niet altijd gewaardeerd, om het zacht uit te drukken. En dat zit hem dan voornamelijk in de computationele linguïstiek of psycholinguïstiek. Dat mensen op een andere manier naar taal kunnen kijken, wordt lang niet altijd gezien als een zinnig idee.
Marc van Oostendorp zegt
Ik hoop dat je hebt gezien dat ik dit laatste punt ook naar voren breng: dat interviewboek is nogal ongebruikelijk in zo'n academisch fonds. Het is ook opvallend dat CUP, met toch een heel goede naam, de uitgever is van zowel het vreemde boek als van de vreemde recensie ervan.
Ik heb overigens geen idee hoe de andere leden van die editorial board reageren.
Marc van Oostendorp zegt
Wat mij dus zinnig lijkt is een kritische bespreking van het uitgavebeleid vabn CUP en eventueel het redactiewerk van McGilvray. Ik heb daar hier een bescheiden aanzet toe gegeven, maar het zou goed zijn dit wat breder te trekken. Zo lees ik ook Pullums recensie, die minder een aanval is op Chomsky, maar op de manier waarop dit boek tot stand is gebracht.
mark zegt
Volgens mij zijn we het helemaal eens. Hè wat saai. Ik ga denk ik toch maar op Facebook over je klagen en aan de bel trekken enzo.
mark zegt
En als ik een Youtubevideo van je kan vinden, hoed je dan maar.
Marc van Oostendorp zegt
Er is vast wel ergens een filmpje waar ik tijdens een congresdiner maar wat zit te bazelen zonder voetnoten en zonder degenen over wie ik het heb, nauwkeurig te citeren.