De Nieuwe Bijbelvertaling heeft de Donald Duck gehaald. Dat onthaalt Ton den Boon in zijn nieuwe boekje Een lust voor het oog, waarin hij bijbelse uitdrukkingen verzamelt die in de omgangstaal terecht zijn gekomen: “Guus Geluk typeerde de gevoelens van zijn neef Donald Duck voor Katrien eens als ‘alleen maar lucht en leegte’.”
Die uitdrukking lucht en leegte heeft volgens Den Boon “in minder dan geen tijd” de status van staande uitdrukking bereikt. Het lijkt inderdaad indrukwekkend. In 2004 verscheen die Nieuwe Bijbelvertaling (NBV), en inmiddels is het een en al lucht en leegte wat de klok slaat. De uitdrukking is misschien nog niet zo populair als ijdelheid der ijdelheden, zoals de Statenvertaling dezelfde zinsnede uit het bijbelboek Prediker vertaalde; maar hij is wel op weg.
Toch is er wel iets meer aan de hand. Je kunt lucht en leegte al vinden in tijden vóór de NBV.
In een artikel in Trouw bijvoorbeeld, uit 1998: “Het onderzoek van de rekenkamer laat tot schade en schande van paars zien dat het Schiphol-besluit was gebaseerd op lucht en leegte.” Ook in Vlaanderen werd de uitdrukking al in 1999 onbekommerd gebruikt, bijvoorbeeld door Luc Devoldere in Ons Erfdeel: “Mennes en co gebruiken voluit de technieken en snufjes van het Kaufhaus om het te ondermijnen. Ze wentelen zich in de lucht en leegte van het virtuele, en raken erdoor besmet.”
Nu was er in 1996 al discussie over de Nieuwe Bijbelvertaling, waarvan toen al fragmenten naar buiten kwamen, en speelde precies de zinsnede lucht en leegte een belangrijke rol in die discussie. Het was zo’n beetje het paradepaardje van de vertalers; Maarten ’t Hart vond het aan de andere kant schandalig dat iemand het aandurfde om ijdelheid der ijdelheden naar de schroothoop te verwijzen.
Opvallend is dat het in dat stuk in Trouw kennelijk helemaal niet nodig is om naar die discussie te verwijzen: de uitdrukking wordt zomaar gebruikt, alsof het de normaalste zaak van de wereld is, en alsof die hele Maarten ’t Hart nooit heeft bestaan.
Een beetje verder zoeken laat echter zien dat lucht en leegte al minstens één keer gebruikt is lang voordat Maarten ’t Hart of de bijbelvertalers of jullie of ik geboren zouden worden. Albert Verwey publiceerde al in 1915 een gedicht ‘Het graf van sjeich Farîz‘ met daarin de regels:
Ontbloot van lichaam, steekt,
Als botten naakt,
Een ijzren bout omhoog –
Drie bouten naast elkaar –
Roestend in lucht en leegte.
Dat roept een intrigerende vraag op: kenden de bijbelvertalers dit gedicht? Of zijn ze onafhankelijk van Verwey tot dezelfde vinding gekomen? Hoe dan ook leek het een goede vondst, een die ondanks Maarten ’t Hart meteen in goede aarde viel en zich in verbazingwekkend korte tijd in de omgangstaal nestelde.
DirkJan zegt
Een mooie vondst en dat via zoeken in Google. En inderdaad alleen de vertaler kan uitsluitsel geven hoe hij bij de metafoor is gekomen. In het gedicht van Albert Verwey is het -vind ik- geen echte beeldspraak, maar een waarneming van drie bouten die in lucht en leegte roesten. En het allitereert mooi. Verderop in het gedicht schrijft de dichter nog: 'Van lucht in licht een ledig deurgat.'. Nog meer verwante allitererende woorden.
En als je zoekt in Google Books vind je -die heeft Marc van Oostendorp ook vast gezien- nog drie latere vindplaatsen van 'lucht en leegte', en van voor de Bijbelvertaling en zonder metaforische bedoeling. 'Het Japanse design van meubilair en interieur, is vaak een design van lucht en leegte.', uit 1989. Uit een boek uit 1963, 'koelere lucht kruipt binnen vanaf het balkon; licht, lucht en leegte'. En dan zou het ook voorkomen in de poëzie-debuutbundel van Gerrit Komrij uit 1968, maar een citaat is niet te vinden. De bundel heet 'Maagdenburgse halve bollen, en andere gedichten'. En Komrij kan best het gedicht van Verwey hebben gekend, maar opvallend is dat Maagenburger bollen alles met lucht en leegte te maken hebben. Wie neemt wat van elkaar over of verzint dezelfde alliteratie?
Ik bedoel maar dat het mogelijk is dat de vertaler ook zelf de vondst zou kunnen hebben bedacht en hij was dan hoe dan ook mogelijk wel de eerste die er een metafoor van maakte voor de aardse ijdelheid.
[ Waarschijnlijk rond 2000 heeft Rutger Kopland de volgende strofe geschreven. Moeilijk te beoordelen of hij de Bijbelvertaling of een andere bron al kende of het ook zelf bedacht heeft. ]
'het heeft misschien ook iets van het zien van
een uitzicht over de bergen, die lucht en leegte
en de huiver voor de eenzaamheid die in die verte
op mij wacht, maar het geeft niet, nu even niet'
http://www.dbnl.org/tekst/_ras001200201_01/_ras001200201_01_0055.php
DirkJan zegt
Dan toch even gezocht of er meer is te vinden over de vertaling zelf. Ik vond gelijk een toelichting van de vertalers op de site van de Bijbelvertaling. Het blijft nog steeds onduidelijk, maar ik geef het hele citaat, dat in een klein zij-schermpje staat, toch even mee.
"De Hebreeuwse uitdrukking die traditioneel met ‘ijdelheid der ijdelheden’ werd weergegeven, heeft in De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) een nieuwe vertaling gekregen. In het hele bijbelboek komen de woorden ‘ijdelheid’, ‘ijdel’ of ‘ijl’ niet meer voor. Hiermee onderscheidt de NBV zich, behalve van de Statenvertaling en de NBG-vertaling 1951, ook van de Groot Nieuws Bijbel en de Willibrordvertaling. De vertalers van de NBV zijn van mening dat de uitdrukking ‘lucht en leegte’ beter tegemoetkomt aan wat de Hebreeuwse uitdrukking in het moderne Nederlands betekent. De woorden ‘ijdel’ en ‘ijdelheid’ hebben een betekenis gekregen van eigendunk en praalzucht. De bedoelde betekenis van ‘ijdel’ of ‘ijdelheid’ (leegte, nietigheid) is voor mensen die er niet mee vertrouwd zijn dus naar de achtergrond geschoven.
De uitdrukking ‘lucht en leegte’ past goed bij de natuurmetaforen in Prediker 1:2-11, zoals de zon, de wind en de rivieren. Ook de uitdrukking in de brontekst haveel havalim is nadrukkelijk bedoeld als natuurmetafoor. De vertaling in de NBV ligt dicht bij de letterlijke vertaling en blijft in de natuursfeer.
De Hebreeuwse constructie heeft de functie van een superlatief. Dit geldt ook voor de hebraïstische Nederlandse vorm ‘ijdelheid der ijdelheden’. Maar ook van ‘lucht en leegte’ kan gezegd worden dat dit een superlatieve constructie is. Aangezien de uitdrukking ‘lucht der lucht’ of ‘lucht van lucht’ weinig veelzeggend is, is gekozen voor de tautologie ‘lucht en leegte’. De tautologie heeft een intensiverende werking, net als bijvoorbeeld ‘klip en klaar’.
Bovendien wordt met de alliteratie in ‘lucht en leegte’ recht gedaan aan de alliteratie van haveel havalim.
Met de keuze voor deze uitdrukking wordt dus tegemoetgekomen aan de eisen van modern Nederlands en ook aan de eis allerlei functionele vormkenmerken van de brontekst in de vertaling te verdisconteren."
http://www.nbv.nl/vertaalaantekeningen/?cid=text.Eccl.sec_2