door Miet Ooms
Tussentaal. Het is het afgelopen decennia een begrip geworden. Vlamingen hebben er een haat-liefdeverhouding mee (‘van ons’ versus ‘dat taalverloederende brabbeltaaltje’), sommige Nederlanders vrezen ze als voorbode van wederzijdse onverstaanbaarheid. De term roept meer emoties op dan om het even welke andere aanduiding van een taalvariant of -register. Laat hem ergens vallen, in een artikel, een discussieprogramma, en hop, je hebt gegarandeerd een heftig debat. Vaak weet men niet eens waar de discussie zelf precies om draait. Het gaat over tussentaal, en dan heeft iedereen een heel pertinente mening, pro of contra, met steeds dezelfde argumenten. Eén van die argumenten, dat intussen ook tot Nederland is doorgedrongen, is dat van de verstaanbaarheid. Zullen we elkaar in de toekomst nog wel verstaan als we de tussentaal (wat dat in de praktijk ook moge wezen) accepteren, en dus een soort status geven? Misschien nog net niet die van de standaardtaal, maar toch gevaarlijk dicht in de buurt.
Nu is die tussentaal helemaal niet zo recent. Ze is zelfs ouder dan Geert Van Istendaels ‘Verkavelingsvlaams’ uit 1989, en in de juiste context was (en is) ze zelfs de meest aangewezen en vanzelfsprekende taalvariant. Het bewijs?
Wel, dat vond ik afgelopen week in de verkoop van tweedehandsboeken in een openbare bibliotheek hier in de buurt, in de vorm van het boekje ‘Kartouchke’ van Luc Versteylen. In mijn eigen blog vertelde ik gisteren al wat voor boekje dit is. Het eerste boekje uit 1958 (Uit het logboek van Kartouchke), dat Marc Uytterhoeven ertoe bewoog de auteur te vragen om een nieuwe, moderne versie te maken, is nog heel moeilijk te krijgen. Hieruit heb ik een fragmentje gevonden, op de site van boekenwinkel ‘De Boekuil’ in Mortsel. Beide boekjes dateren uit een tijd dat de standaardtaal nog de vanzelfsprekende norm was, een norm die even vanzelfsprekend in het noorden lag. In 1958 moest de grote standaardisering in Vlaanderen via media en het onderwijs (ABN-kernen) nog beginnen, in 1993 werd de vanzelfsprekendheid van die noordelijke norm steeds meer in vraag gesteld en maakten termen als ‘Verkavelingsvlaams’ al opgang. Die had intussen de plaats van het dialect ingenomen als onvolmaakt en dus af te keuren, ‘slecht’ Nederlands. Op de VRT, zowel radio als televisie, was (en is) het AN de norm, en daar werd slechts uitzonderlijk van afgeweken. Tot 1991 had het Huis van vertrouwen, zoals de BRT (de Vlaamse televisie) ook wel werd genoemd, het bijzonder moeilijk om de concurrentie met de gloednieuwe commerciële televisiezender, VTM de baas te kunnen. De kentering kwam met het programma Het Huis van Wantrouwen, van Mark Uytterhoeven en Wouter Vandenhaute (later mede-oprichter van productiehuis Woestijnvis). De invloed van dit programma kan moeilijk onderschat worden, zo blijkt ook uit Wikipedia. Wat Wikipedia vreemd genoeg niet vermeldt, is dat Kartouchke een tijdlang de uitsmijter was van dit programma. Mark Uytterhoeven bracht, als het personage Kartouchke, telkens een stukje van Luc Versteylen. Hij ratelde het af, in de sfeer van de leestekenloze tekstjes, en voegde pas op het einde een pauze in, vlak voor de laatste, concluderende zin. In de geschreven stukjes staat daar ook telkens een witregel.
Het opvallende aan de stukjes is dat ze niet in het dialect zijn opgesteld, en niet in de standaardtaal. Het is dus een soort tussentaal, typisch voor jonge tieners die nooit dialect hebben geleerd, maar ook niet het AN dat hun ouders en leerkrachten van hen willen horen, gaan schrijven of spreken (omdat ze het niet willen, of niet kunnen). Kartouchke was ook toen heel populair, net zoals de andere uitsmijters van het programma. Er is nooit zwaar geprotesteerd op zijn taal, hoewel het geen AN was (en geen dialect) en het toch op de openbare omroep kwam. Ook Mark Uytterhoeven zelf, nochtans een bekende verdediger van de standaardtaal op de VRT, had er duidelijk geen probleem mee. De taal paste bij het personage, en bij wat het te vertellen had.
De bekendheid van Kartouchke is intussen weer helemaal weggedeemsterd. Ook bij mij, tot ik dat boekje vond. Toch vind ik het de moeite waard om hem nog eens in de verf te zetten, net nu de bezorgdheid om die tussentaal, om de onderlinge verstaanbaarheid en de weg die het Nederlands in Vlaanderen lijkt op te gaan zo groot is. Beste noorderburen, zijn de twee tekstfragmentjes die u hier te lezen krijgt echt zo moeilijk te begrijpen? Probeer eens om ze hardop te lezen. Bedenk hierbij dat Kartouche, net zoals vrijwel elke jongere, helemaal niet de behoefte heeft zich in zo vlekkeloos mogelijk Nederlands uit te drukken. Deze tussentaal is niet de toekomstige Belgische standaard. Het is gewoon een van de vele taalvarianten waar een taalgebruiker zich van kan bedienen, en die het Nederlands rijk is.
Laat een reactie achter