“Je”. De lyrisch toegesprokene in de poëzie van Komrij die blijkbaar geen ‘ik’ wil zeggen: “Je denkt niet graag terug aan kinderjaren.” Alle Nederlandse voetballers sinds Johan Cruijff wanneer ze na afloop van de wedstrijd worden geïnterviewd. Kouwenaars ‘men’.
Wat er aan de hand is, leert misschien een reeks onderzoeken van Amerikaanse psychologen waarover gerapporteerd werd in het februarinummer van het Journal of Personality and Social Psychology. In de NRC van 31 januari maakte wetenschapsredacteur Ellen de Bruin melding van hun bevindingen en sindsdien zwerft er een knipsel over mijn werktafel. Een ongewoon lange titel: “Praten tegen jezelf is prima, maar nooit in de ik-vorm” en een vakkundigelead: “Praten over jezelf als ‘je’ of ‘zij’ schept afstand. Dat maakt het makkelijker om om te gaan met irrationele gedachten” geven samen een aardige indruk van wat de dames en heren psychologen zoal hebben geconcludeerd.
Het gaat om het verschijnsel self-distancing. Onderzoek naar taalgebruik van dichters die zelfmoord pleegden had al eerder geleerd dat het ertoe doet: in hun gedichten komt het woordje ‘ik’ veel vaker voor. Wie neerslachtig is, kan blijkbaar geen afstand nemen van zichzelf. Proefpersonen kregen de opdracht om in de eerste of in de tweede persoon tegen zichzelf te praten en moesten vervolgens een lastige taak uitvoeren. De proefpersonen uit de tweede groep bleken daarbij minder nerveus en somber te zijn en staken volgens toeschouwers en toehoorders aanzienlijk betere speeches af. Cognitief therapeuten kunnen nu weten wat van hen verwacht wordt: ze moeten hun tobberige patiënten om te beginnen het gebruik van de eerste persoon afleren.
Zo samengevat klinkt het – we zijn in het domein van de sociale psychologie – als Stapelwetenschap met glanzende Stapelresultaten die nog een praktische toepassing krijgen ook. Het is misschien wat al te sceptisch. Op het moment dat ik dit schrijf, zie ik vanuit een ooghoek de samenvattingen van Studio Sport. Het zou zomaar eens kunnen zijn dat het verschil tussen
a) Ik krijg een kans voor open doel en ik schiet de bal toch op de paal
en
b) Je krijgt een kans voor open doel en je schiet de bal toch op de paal
inderdaad voornamelijk berust op een verschil in attitude. Wie zichzelf op deze manier in de tweede persoon toespreekt, lijkt laconiek zijn schouders op te halen. Wie dat doet in de eerste persoon, lijkt als spits niet ver verwijderd van een existentiële crisis.
Hoe zit het bij dichters? Bij Komrij, de kampioen van het lyrisch ‘je’ die een keuze uit zijn poëzie uitbracht onder de titel Alles onecht en daarmee de self-distancing tot het uiterste leek op te voeren? Bij Kouwenaar, die graag wilde dat zijn gedicht “als een ding” werd en daarmee een autonomieopvatting vertegenwoordigde die door sommige moderne neerlandici als wereldvreemd wordt gezien? Wat doen we eigenlijk als we op een heel specifieke manier afstand nemen van onszelf en naar kunst kijken of lezen? “men is/ ikzelf” zijn woorden van Kouwenaar uit een gedicht dat hij in 1990 schreef voor een bijzondere gelegenheid en dat een neerslag lijkt te vormen van dit soort kwesties.
Wordt vervolgd
DirkJan zegt
Los van de psychologie. Ik heb altijd geleerd om een stuk dat je schrijft nooit met ik te beginnen. Dat geldt ook wel voor een teveel aan zinnen die met ik beginnen. Dan leg je wel heer erg de nadruk op je ego. Ik kan me voorstellen dat Gerrit Komrij daarom kennelijk graag 'je' gebruikte. Maar andere dichters vergroten juist hun ego en zullen vaak 'ik' gebruiken. Kloos begon zijn bekende sonnet met 'Ik ben een God in het diepst van mijn gedachten'. Meer ego valt er denk ik niet te formuleren met de eerste vier woorden.
En 'je denkt niet te vaak terug….' schept niet alleen enige afstand tot jezelf, maar wordt het naar mijn idee ook meer veralgemeniseerd, 'je denkt dat', in de zin van 'we denken dat' … Daar zit dan mogelijk het algemene laconieke in versus het tobberige, of narcistische ik van dichters.
Verder denk ik dat een constructie met 'je' voor 'ik' alleen wordt gebruikt in de tegenwoordige tijd. 'Je staat op het station, je pakt je ov-chipkaart, en …' Met 'ik' kan dat ook in de verleden tijd.
En ik zat nu even te denken en in mezelf te praten, maar ik gebruik 'je' nooit voor mezelf. Ik kwam alleen op een mogelijke gedachte als je iets niet kan en je jezelf moed in praat met, 'Je kan het wel', versus 'Ik kan het wel', of 'Je moet het wel'.
Gert de Jager zegt
Komrij gebruikt 'je' ook om zichzelf toe te spreken in de verleden tijd: "Als kind vond je een puntenslijper het fijnst" of "Vanmiddag gaf je je kat een kopje." Ik sluit niet helemaal uit dat het ook kan gelden voor de belevenissen van voetballers: "Tja, en dan schoot je toch tegen de paal".
DirkJan zegt
Inderdaad met die voorbeelden kan het wel. Ik doelde meer op zinnen die met 'je' beginnen versus 'ik'. Het kan dan ook in de verleden tijd, maar lijkt me toch minder voorkomen, vooral in de spreektaal. 'Je staat op het station en ….' versus 'Je stond op het station'.
DirkJan zegt
En nog zijdelings over een mogelijke vorm van zelf-distantie. Ik moet dan ook denken aan lieden die ik heb gekend, met name van internet, die over zichzelf spreken met hun eigennaam. Iemand schrijft bijvoorbeeld dat ene Kees dus voor de doodstraf is. En vervolgens reageert Kees met, Kees vindt helemaal niet dat hij voor de doodstraf is. Ook vaders en moeders hoor je op die manier hun kinderen toespreken, bijvoorbeeld een moeder die tegen haar kind zegt, Mamma vindt dat je beter moet luisteren.