Door Marc van Oostendorp
Dat de bloemlezing Die van die van u van Annie M.G. Schmidt de winkels uitvliegt, betekent dat de dichteres gelijk heeft gekregen. In het gedicht Een dichter schrijft ze over een zekere Piet Pluimers die zo graag willen rijmen en zo graag metrisch kloppende verzen wil maken, maar die door zijn collega’s wordt berispt:
En dan dat metrum! Dat is uit de mode.
’t Mag niet van rál de ral de rál de ral.
Punten en komma’s, jongen, zijn verboden.
En denk erom: geen hoofdletters overal.
Uiteindelijk spreekt de dichteres Piet troostend toe: Ach Piet! Over tien jaar slaat het om! / Dan rijmt men weer. Dan maakt men weer sonnetten. / Dan gaat het weer van póm de róm de róm.
In Schmidts eigen werk gaat het voordurend van ral de ral de ral, als het al niet van pom de rom de rom gaat. Ze haalt er grapjes mee uit (de regel Ach Piet! enz. is de enige waarin het niet ral-de-ral-de is, maar de-ral-de-ral: de voeten geen jamben zijn met trocheeën, ze zijn dus ‘omgeslagen’).
Maar het laat ook iets zien over haar taal – iets dat haar werk over een paar decennia weleens minder begrijpelijk kan maken, omdat mensen dat ral de ral niet meer zo goed voelen.
Het gaat om strofen als de volgende (uit Pardon!):
Wanneer ik loop in Oldenzaal
of Middelburg of Stadskanaal,
dan komt er altijd iemand aan
die vraagt: weet u de Lindenlaan?
Zo iemand vraagt dat met een blik
vol blij vertrouwen. Dan zeg ik:
pardon, ik ben hier zelf vreemd.
Of (uit Tante To):
Toen tante To in Amsterdam
vanmorgen naar beneden kwam
om vijf voor half zeven,
toen zei ze heel verwonderd: Hee,
wat zit daar op de kanapee?
Wat zal ik nou beleven?
Het gaat om de regels ‘pardon, ik ben hier zelf vreemd’ en ‘om vijf voor half zeven’. Die ralderallen alleen lekker wanneer je een toonloze e tussenvoegt: ‘pardon, ik ben hier zellef vreemd’ en ‘om vijf voor hallef zeven’ moet er in het hoofd van de dichteres geklonken hebben.
Terwijl het voor Schmidt nog iets was dat losheid en gewoonheid kon laten horen, klinkt dat toonloze e’tje klinkt in het Nederlands steeds minder vaak. Dat komt doordat steeds meer mensen de l als een soort w uitspreken. Die zullen dus zeggen ‘om vijf voor hawf zeven’, en dan struikelen over de onregelmatigheid in het vers.
De moeilijkheid is dan ook nog dat Schmidt het niet altijd deed. In ‘Hij heette Van Dijk’ staat bijvoorbeeld de regel ‘Zou hij het zelf ook zien op dit moment?’, die juist lastig zou worden als je de e toevoegt. Wat precies de factoren zijn wanneer je wel of niet een e moet invoegen bij het voordragen van Schmidt, daar zou nog eens iemand diepgravend onderzoek naar moeten doen. We moeten het snel gaan uitzoeken voor niemand meer begrijpt wat Annie M.G. Schmidt hier eigenlijk deed!
Maarten van der Meer zegt
Grappig dat je dit schrijft. Ik lees de laatste weken veel Annie M.G. Schmidt met mijn dochter van 2 en ik struikel ook vaak over dit soort zinnen. Zellef ben ik waarschijnlijk ook een zewf-zegger.
Terzijde:
In 'De poedelman' (uit 'Het fluitketeltje', 1950) komt de zin "Vuile kinderen, hou 'k niet van" voor (de komma kun je wat mij betreft wegdenken). Een vroeg voorbeeld van deze constructie, lijkt me.
Gaston Dorren zegt
Je vraag
Wat precies de factoren zijn wanneer je wel of niet een e moet invoegen bij het voordragen van Schmidt?
is volgens mij niet zo moeilijk te beantwoorden. Ik durf er een flink bedrag op in te zetten dat één factor domineert, en wel opportunisme. Wie rijmende, metrische verzen schrijft, of liedteksten, neemt gretig zijn toevlucht tot alles waar de Nederlandse taal hem mee laat wegkomen. De facultatieve sjwaatjes (of sjwatjes?) tussen sommige medeklinkers zijn daar een voorbeeld van. Hoe enorm mijn bewondering voor Schmidts werk ook is, ik geloof niet dat er iets diepers schuilt achter de keuze voor soms 'zellef', soms 'zelf'.
Marc van Oostendorp zegt
Antwoorden als 'opportunisme'/'luiheid' enz. vind ik onacceptabel. Het probleem met zo'n antwoord is: dan ben je meteen klaar met je analyse, er valt niets meer uit te vinden. Bovendien onderschat het de kracht van het taalsysteem: ik denk niet dat er ooit iets 'zomaar' gebeurt: zelfs luiheid kiest een bepaald pad – het gemakkelijkste.
Zelfs als Schmidt zich er niet van bewust was, zal het de ene keer wel goed hebben geklonken en de andere keer niet. Ik denk dat ze het in ieder geval alleen maar deed als ze het oké vond om wat informeel te klinken – een stilistische factor. Andere factoren waar je aan kunt denken: begint het volgende woord met een klinker? Over welke medeklinkers gaat het precies. In deze bundel gebeurt het naar mijn indruk vooral bij woorden op -lf, en minder bij woorden op bijv. -rg, maar dat zou dus uitvoeriger moeten worden uitgezocht.
Jan Stroop zegt
Vondel schreef ook 'opportunistisch'
Nu eens:
"Dit werrek eischt een Godt, die schiklijk scheiden zal."
Dan weer:
"Het welck hem werck bestelt."
En hij was niet de enige
JudyElf zegt
Ook ik ben ervan overtuigd dat Annie gewoon optimaal gebruik maakte van de mogelijkheden die het Nederlands biedt. Vindingrijk maakt lui, en andersom! Ook bij woorden als lantaarn/lantaren en hoorn/horen kan een dichter kiezen. Volgens mij doe je dat meestal zo'n beetje vanzelf, met je oren – tenzij je gevoel voor metrum nog niet zo ontwikkeld is, dan zul je even een overweging moeten maken. Overigens valt het me op dat Astrid Joosten altijd 'Twee voor twalef' zegt.
Gaston Dorren zegt
Eens, zo'n extra lettergreep is stilistisch niet overal verstandig. Maar wat ik bedoelde is: ze zet hem in omdat ze hem metrisch nodig heeft. Het effect is dat de tekst wat informeler wordt, en dat kan mooi meegenomen zijn, maar opportunisme is de kern. Ik denk zelfs dat Schmidt en anderen 'zellef' ook wel eens gebruiken op plekken waar het stilistisch niet ideaal is. Zeker bij liedteksten: een beetje zanger of zang'res kan dat heel natuurlijk laten klinken, en niet eens zo informeel.
Wie niet durft te schipperen (of: durft schipperen of durft schip'ren), mijde rijm en méterem.
Jan Stroop zegt
'Twalef', dat zegt iedereen, min dan wel meer. Dat 'twaalf' bijna onmogelijk is, komt, vermoed ik, door die lange aa; -aalf is een te lange coda. Wolf, Elf, zelf, zalf, enzovoort gaan wel.
Marc van Oostendorp zegt
Nou, Jan, volgens mij zijn er inmiddels genoeg mensen die 'ewf, twaawf' tellen, hoor!
janien zegt
Goeiemorgen. Ja hoor! Zo hoor ik ook kleuters bij het leren tellen En andersom denk ik aan n vers dicteewoordje van mijn kleinzoon: 'straatlantaren' hoort- en schrijft-ie.
Jan Stroop zegt
Dat geloof ik best, Marc, maar ik bedoel dat 'twaalf' uitspreken ons lastig afgaat, vandaar 'twalef' en daarnaast dus ook 'twaawf', met bilabiale w, neem ik aan.