Door Michiel de Vaan
kwelen ww. ‘lieflijk zingen’
Mnl. qwedelen‘op een bepaalde wijs zingen’ (1477), quelen (1440-1460), Vnnl. quelen, kwelen ‘zingen, opgewekt zingen’(1561), daarnaast ook ‘lieflijk’en vooral ‘weemoedig’of ‘klaaglijk zingen’. In de 16eeeuw in Vlaanderen ook quelen ‘druk praten, babbelen’.
Verwante vormen: Middelnederduits quedelen ‘babbelen, zwetsen’, Oudhoogduits quitilōn‘pruttelen, klagen’, Mhd. quitteln ‘tjilpen’, Oudengels hearm-cwedolian ‘kwaadspreken’. Uit PGm. *kwedilōn‘bespreken, vaak spreken’, een iteratief ww. afgeleid van PGm. *kweþan ‘spreken’. Van *kwedilōn werd nog Oudengels cwedol ‘spraakzaam’afgeleid.
Mnl. kwedden ‘groeten’
Onl. quedidon ‘zij groetten’(900–1000; vertaling van Latijn benedicebant), Mnl. quedden ‘aanspreken, groeten’(1249). In de dertiende eeuw komt het ww. een drietal keer voor in oorkonden uit Oost-Vlaanderen, in de veertiende eeuw alleen nog in poëzie, en na 1400 verdwijnt kwedden uit het Nederlands.
Verwante vormen: OIJsl. kveðja, OS queddian, Ohd. quetten, chwetten, chetten, OE cwiddian ‘groeten’, uit een PGm. ww. *kwadjan ‘aanspreken’, het regelmatig gevormde causatief bij PGm. *kweþan ‘spreken’.
Onl. quethan ‘zeggen’
Onl. quethan, pret. quath ‘spreken’ (900-1000), harmquethandon ‘voor de kwaadsprekers’ (900–1000, Wachtendonckse Psalmen), enquethen ‘beantwoorden’(ca. 1100). In het Middelnederlands komt het ww. niet meer voor. Verwante vormen zijn Got. qiþan, OIJsl. kveða, OS quethan, Ohd. quedan, Mhd. queden, koden, OFri. quetha, quatha, OE cweðan ‘zeggen’, Vroegnieuwengels quoth ‘zei’, alle uit een PGm. sterk werkwoord *kweþan. Dat kan op een PIE wortel *gwet- teruggaan, en PGm. *kwadjan op een PIE causatief *gwot-éje-, maar deze wortel is zonder zekere aanknopingspunten in andere takken van het Indo-Europees.
Laat een reactie achter