Oude non-fictieteksten #2
Door Berthold van Maris
De menstruatie werd in de veertiende eeuw “die bloeme” genoemd. De middeleeuwse tekst Der mannen ende der vrouwen heimelijcheit legt uit waarom:
“Want gelijc alse men siet
Dat de bloeme en draget niet
Sonder bloyen, dat verstaet,
Diegelike so ne ontfaet
Dat wijf sonder bloeme geen kind.”
Zoals een plant eerst moet bloeien voordat hij vruchten kan maken, zo moet de vrouw eerst bloeden voordat zij “vrucht kan dragen”. Ik vind het jammer dat deze betekenis van “bloeme” verloren is gegaan.
Bloeien en bloeden, je zou bijna denken dat die twee woorden etymologisch verwant zijn, maar dat is niet het geval.
Der mannen ende der vrouwen heimelijcheit gaat over intieme mannen- en vrouwenzaken. Die worden, zoals gebruikelijk in die tijd, op rijm uit de doeken gedaan. Hoe werken de geslachtsorganen? Welke mannen- en vrouwenkwalen zijn er en wat kun je daartegen doen? De nadruk ligt op de vrouwenkwalen.
Voor de gynaecologie zijn alle vrouwen gelijk, of ze nu mooi zijn of lelijk, rijk of arm. Toen bij de koningin van Frankrijk de maandstonden uitbleven, wist haar “mester” (lijfarts) wat hem te doen stond:
“Een mester dede desgelike
Der conijncinnen van Vrankerike:
Hi nam gincber goet ende vri
Ende blade van bome van lauri
Ende savina oec daermede,
Ende wreefse te gadre al gerede
Ende decse in enen pot daernaer
Ende setse over tfier, dats waer;
Doen dedi sitten na das
Op enen stoel die dorgaet was,
Ende den pot onder hare,
Ende liet den roec opweert slaen aldare
Recht tusschen in die nature.”
“Die Nature” is hier een mooi woord voor de vagina. Elders wordt het geslachtsorgaan van de vrouw aangeduid als “haer scoenhede”. Prachtig!
Het geslachtsdeel van de man wordt, veel prozaïscher, “die roede” genoemd. Over de mannelijke seksualiteit wordt gezegd:
“Alst hem overvloyech es binnen,
Doet den menschen gerne minnen”
De beste tijden voor geslachtsgemeenschap worden vervolgens opgesomd: wassende maan, volle maan, “ende oec mede (…) int begin van der nacht, ende in de morgenstonde oec mede.”
Aan geschikte tijdstippen geen gebrek dus. De auteur sluit zijn advies af met de woorden: “Hierbi mach elc wesen vroet / Weltijt hi wesen sal met vrouwen.” (Wesen vroet = weten.)
Voor dat “wesen met vrouwen” gebruikt hij soms het fraaie woord “bruden”. De hedendaagse lezer denkt dan meteen aan broeden, broeien en misschien ook wel aan broeierige bezigheden, maar nee, daar heeft het etymologisch niets mee te maken. Maar wel met: bruid en bruidegom.
Ik begrijp lang niet alles wat er in deze verhandeling over de mannelijke en de vrouwelijke “heimelijcheit” verteld wordt. Maar dat geeft niet. De medische adviezen die hier gegeven worden zijn totaal verouderd en maken gebruik van brouwsels, stoombaden en zalfjes met de wonderlijkste ingrediënten: hontsdrecke, pulver van den herte des herts, den clauwen van pertsvoeten. Wat blijft is de poëtische schoonheid van woorden als “die natuere”, “die schoenhede”, “die bloeme” en “bruden”, en ook de vaak onbedoelde poëtische kracht van sommige passages:
“Twijf es aderachtich sonderlinge,
Ende alle aderachtege dinge
Sijn gevoeleker dan andre vele.”
We hebben uit de veertiende eeuw nog een andere Nederlandse tekst over seksualiteit en gynaecologie. Die heet simpelweg Der vrouwen heimelijcheit.
Neuken is daarin niet “bruden” maar “ghenoeten”. Dat roept bij de hedendaagse lezer haast onvermijdelijk een associatie op met genieten. Maar ook dat is etymologisch niet gerechtvaardigd. “Ghenoeten” heeft niks met genieten te maken, en alles met genootschap en bedgenoten.
Mooi en poëtisch is ook dat dit “ghenoten” “groete genoechte” met zich meebrengt: grote genoegens, vreugde en plezier.
In Der vrouwen heimelijcheit wordt de penis gewoon “lit” en ook wel “vede” genoemd. En de vagina, heel eenvoudig: “die poerte”. De poort waar de man door naar binnen gaat, en waar het kind door naar buiten komt.
Beide teksten zijn te lezen en te downloaden op dbnl.nl.
Ik plaats iedere maand een column over het lezen van oude nonfictieteksten.
Ãlbert zegt
Ik ben écht onder de indruk van het prachtige 'middelnederlands'. Mijn complimenten aan de auteur!
Arnoud van den Eerenbeemt zegt
Dit artikel is voor mij als medisch taalkundige bijzonder(lijk) lezenswaardig. De vagina van een regina is natuurlijk per definitie een royale schede. Als Nederlandstalige koorzanger ben ik gewoon in beide woorden de klemtoon op de eerste lettergreep te leggen ('Regina Coeli'). Gymnasiaal opgeleide vrouwenartsen willen nog wel eens fijntjes van ‘de vagína’ spreken, maar of die pedantheid de communicatie met patiëntes ten goede komt?
Het woord ‘scoenhede’ is nog juist geen anagram van ‘schede’, wat ‘vagina’ immers in de anatomie aanduidt (vgl. tendovaginitis = peesschedeontsteking). Vooral in België is de beroepsaanduiding ‘vroedvrouw’ opgewaardeerd tot het betekenisloze pleonasme ‘vroedkundige’. Nu ik hier lees dat ‘wezen vroet’ ‘weten’ betekent, heb ik meer begrip voor de spellingverhaspeling ‘wroetvrouw’ in plaats van ‘vroedvrouw’ (in het Frans mooi ‘une sage-femme’, aaneengeschreven).
Berthold van Maris zegt
Hé… Van de tweede tekst die ik hier noem (Der vrouwen heimelijcheit) blijkt een voorbeeldige en zeer recente boek-editie te zijn (uit 2011, uitgeverij Verloren), met een stevig voorwoord in het Engels en vervolgens de Middelnederlandse tekst met een Engelse vertalig ernaast. Een aarader!
Berthold
Orlanda Lee en Willem Kuiper – The secrets of women in Middle Dutch. A bilingual edition of Der vrouwen heimelijcheit, uitgeverij Verloren, 2011, 168 blz., 17 euro