Aan het eind van zijn proefschrift dat helemaal gaat over de [R] voor het Nederlands – dat is mijn favoriete soort boeken – haalt de Utrechtse geleerde Koen Sebregts onze Amerikaanse collega William Labov aan die taalwetenschappers indeelde naar de plaats waar ze hun werk deden: in de bibliotheek, het oerwoud, de studeerkamer, het laboratorium of op straat”.
In de bibliotheek vinden we bijvoorbeeld de taalhistoricus, in het oerwoud de veldwerker die met uitsterven bedreigde indianentalen vastlegt, in de studeerkamer de grammaticus, in het laboratorium de psycholinguïst en op straat de sociolinguïst die vastlegt hoe er in het wild gesproken wordt.
Waarom wordt de R op zoveel verschillende manieren uitgesproken? En hoeveel verschillende manieren zijn dat eigenlijk?
Afgezien van het oerwoud – waarmee we in Nederland nu eenmaal niet rijk gezegend zijn – heeft Sebregts zijn onderzoek op alle genoemde plaatsen uitgevoerd. Hij ging naar de bibliotheek om de geschiedenis van de R te achterhalen, het laboratorium om vast te stellen hoeveel R’en er eigenlijk zijn, de straat om te luisteren welke varianten er door wie gebruikt werden en de studeerkamer om het allemaal te analyseren en op te schrijven.
Afhangen
Het resultaat is indrukwekkend. In totaal onderscheidt Sebregts twintig verschillende manieren om de R te zeggen (met een trillend puntje van de tong, met een trillende huig, met een gekrulde tong, met een tong achterin de mond, als een j, en zo voort). Bovendien komen al die twintig manieren voor in alle tien steden die Sebregts onderzocht: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Nijmegen, Leiden, Antwerpen, Gent, Brugge en Hasselt, zij het niet in gelijke mate. In Antwerpen en Brugge wordt bijvoorbeeld de R nog vrijwel gemaakt met het puntje van de tong; in Nijmegen en Den Haag vooral de huig. In Utrecht trof Sebregts alle twintig varianten wel een keer aan.
Die varianten vormen bovendien niet alleen maar verschillen tussen sprekers. De meeste Nederlandstaligen hebben (veel) meer dan één manier om de R te zeggen. Ze laten dat afhangen van met wie ze praten, of welk woord ze zeggen, of waar in het woord de R precies staat.
Closet
Hoe komt het dat er in het Nederlands zoveel variatie is in de uitspraak van de R? Op die vraag heeft Sebregts een origineel antwoord. Als je de literatuur goed leest, zegt hij, vind je dat sprekers van andere (Europese) talen ook vaak veel verschillende manieren hebben om de R te zeggen. Die blijven echter meer uit het zicht. Wat het Nederlands uniek maakt is vooral onze grote tolerantie voor allerlei manieren om deze ene klank uit te spreken.
Juist door allerlei verschillende methoden te gebruiken, lukt het Sebregts om een rijk beeld van de uitspraak van de R te geven. Hij doet daarmee precies wat Labov in 1972 voorstelde. Nu gebruikte Labov voor ‘studeerkamer’ indertijd het Engelse woord closet (dat ook ‘kastje’ kan betekenen), en daarop komt Sebregts aan het eind van zijn boek terug. De taalkundige kan zich niet meer terugtrekken in zijn closet zegt hij. Als moderne taalkundigen zoiets al gebruiken, “dan toch vooral om hun bibliotheekkaart, kaplaarzen en laboratoriumjas op te bergen.”
Laat een reactie achter