Door Michiel de Vaan
verleppen ww. ‘verwelken’
Voor het eerst in 1602, waneer Jan van Hout in zijn vertaling van Petrarca’s sonnet Fontana di dolore de uitdrukking putta sfacciata met verlepte hoer vertaalt. Kort daarna wordt verleppen een gangbaar woord, bijv. in een schoon’ ontloocken Roos wiens bladers zijn terstondt verlept (Pers, Bellerophon, 1612) en Ay ziet het schoon kouraal wert deluw en ’t verlept ‘Ach zie, het mooie koraal wordt vaal en het verlept’ (Bredero, Stommen Ridder, 1619).
Eerdere woordenboeken leiden verleppen af van lap ‘vod, slap hangend stuk stof’, naar voorbeelden als damp – verdempen en hals – behelzen. Dat is niet uit te sluiten, maar enkele eigenaardigheden doen eraan twijfelen. Zo zijn dergelijke e-ww. normaal transitief (wat verleppen niet is) en meestal zijn ze ook al in het Middelnederlands te vinden, en niet pas na 1600.
Vandaar dat als alternatief te overwegen is, dat verleppen is afgeleid van leppen ‘met kleine teugjes drinken’, eigenlijk ‘de lippen tuiten’. Verleppen betekende dan ‘slap neerhangen als een lip’. Een andere, gelijktijdige afleiding is beleppen, belippen ‘met de lippende een pruilend gebaar maken ten teken van afgunst of minachting’ (verl.t. belepte 1623). Het ww. leppen is mogelijk een oud woord (Germaans *lapjan) of het is in het Nederlands van lip (Mnl. lippe, Vlaams leppe) afgeleid.
Bij deze verklaring past dat er in de 17e eeuw ook een variant verlebben is die hetzelfde betekent als verleppen (bijv. jou ouwe verlebde hoer! bij Tengnagel in 1642), en die bij Mnl. lebbe ‘onderlip’ en Nnl. lebben ‘zuipen’ hoort.
Jaap Engelsman zegt
Ik neem de lastige kwestie ‘verleppen’ te baat om Michiel de Vaan hartelijk te danken voor zijn etymologische bijdragen in Neder-L. Ga alsjeblieft zo door!