Bij het redigeren van Louis Hillesums brieven aan Christine van Nooten kreeg ik een groeiende bewondering voor de classicus. Uit de manier waarop hij omging met de talen die hij beheerste, bleken niet alleen zijn grote taalvaardigheid en constante zorgvuldigheid, maar wat mij allereerst trof was Hillesums toewijding aan de taal. Hij had zijn talenten in haar dienst gesteld.
Er zijn twee argumenten voor deze bewering. Ik vat ze samen: het eerste verwijst naar Hillesums activiteit als vertaler uit het Latijn en klassiek filoloog; hiermee bevinden we ons op het terrein van de taalwetenschap. Het tweede argument is Hillesums werk in het openbaar onderwijs. Hij begon in 1911 in Middelburg als leraar klassieke talen en werd op 29 november 1940 door de Duitse bezetter gedwongen zijn met zorg opgebouwde carrière te beëindigen. Hij moest zijn positie als rector van het Deventer gymnasium verlaten en ook ophouden met het lesgeven in de klassieke talen.
Ik schrok een beetje, toen ik in de zomer van 2011 de originelen van de brieven uit de eerste helft van 1943 onder ogen kreeg: wat moest ik aanvangen met dit onleesbare handschrift?
De eerste opwinding over mijn ‘ontdekking’ werd getemperd door de gedachte aan de problemen met de transcriptie, maar al snel bleek het handschrift zijn eigen orde te bezitten en per slot goed leesbaar.
Deze geschiedenis kwam mij weer voor de geest bij lezing van Marc van Oostendorps post op het weblog Neder-L, waarin hij enthousiast een recent boek bespreekt over de talenkennis van de beroemde Nederlander Christiaan Huygens. Hij geeft eerst een beetje af op wetenschappers die vreemde talen maar een lastige bijzaak vinden, en schrijft dan:
“Nee, dan Constantijn Huygens. Zoals Cristopher Joby voorrekent in zijn boek The Multilingualism of Constantijn Huygens kende Huygens acht talen: Nederlands, Frans, Latijn, Grieks, Italiaans, Spaans, Duits en Hebreeuws. Weliswaar kende hij ze niet allemaal even goed, en lag de nadruk duidelijk op de eerste drie, maar hij draaide er aan de andere kant zijn hand niet voor om ook aan andere Nederlanders in het Frans of het Latijn te schrijven.”
De dichter Huygens beheerste dus acht talen. Dat is niet mis! Het toeval wil, dat ik enkele mensen ken die het niet zoveel slechter doen, want als je klassieke talen hebt gestudeerd en toevallig ook nog Joods én onderzoeker bent, dan kom je al heel ver in talenland. En daarmee stonden mij opeens weer Hillesums liefdesbrieven aan Christine van Nooten voor ogen, die in een veelheid van talen zijn geschreven. De relatie tussen deze twee mensen én de omstandigheden van de bezetting waren waarschijnlijk de belangrijkste oorzaken voor deze keuze.
Maar hoeveel talen kende Louis Hillesum eigenlijk? Dit is het rijtje: Nederlands, Frans, Duits, Engels, Latijn, Grieks, Hebreeuws, Aramees, Jiddisj, Russisch. Ik kom op een totaal van tien: zijn moedertaal plus negen, laten we zeggen ‘vreemde’ talen. Gezien zijn eenvoudige afkomst en de buurt waarin hij opgroeide, kende Louis zeer waarschijnlijk ook het Amsterdamse dialect, maar we kunnen dat niet als elfde taal opnemen. Of hij het Russisch beheerste of slechts een paar woorden kende, kunnen we niet met zekerheid vaststellen. Er zijn wel enkele aanwijzingen dat hij een wat meer dan minimale kennis van deze taal bezat, ook al had zijn dochter Etty hem in dit opzicht overtroffen, want zij was immers begonnen aan een studie Slavische talen.
Etty Hillesum schrijft dat zij met haar vader een college van Becker gaat bijwonen: “Morgenochtend met Vader naar het college van Becker.” (HW, 253.) Dat zou niet veel zin hebben gehad, als hij niet over een minimum aan Russische taalbeheersing had beschikt, maar als we afgaan op een latere dagboeknotitie, dan was zijn kennis van het Russisch beperkt: “… hoe ik [vertelt Etty] tussen m’n vader en moeder op de collegebanken had gezeten, Poesjkin voor ons. Voor Moeder stonden er jeugdherinneringen op en Vader straalde van kinderlijk pleizier als hij af en toe een woord verstond.” (HW, 258.) Vader Hillesums belangstelling voor Poesjkins taal had blijkbaar allereerst te maken met Rebecca Bernstein, zijn in Rusland geboren echtgenote.
Maken we de balans op, dan blijkt dat onze dierbare grote Nederlander Constantijn Huygens, dichter en diplomaat, op het gebied van de talenkennis glansrijk wordt verslagen door de wat teruggetrokken en bescheiden levende Nederlander, de ‘kamergeleerde’ Louis Hillesum.
Literatuur.
Etty Hillesum, Het Werk 1941-1943. Uitgegeven onder redactie van Klaas A.D. Smelik. Tekstverzorging door Gideon Lodders en Rob Tempelaars. Zesde herziene en aangevulde druk. Uitgeverij Balans, Amsterdam, 2012. Afgekort: HW.
Wil van den Bercken, “Etty Hillesum’s Russian vocation and spiritual relationship to Dostoevsky”, in Spirituality in the Writings of Etty Hillesum: Proceedings of the Etty Hillesum Conference at Ghent University, November 2008 (Supplements to The Journal of Jewish Thought and Philosophy 11). Edited by Klaas A.D. Smelik, Ria van den Brandt & Meins G.S. Coetsier. Leiden/Boston: Brill, 2010, 147-171.
Gerrit Van Oord, “Omnia salva: Brieven van Louis Hillesum en anderen aan Christine van Nooten”, in Klaas A.D. Smelik, Ria van den Brandt en Meins G.S. Coetsier, Etty Hillesum in perspectief, (Etty Hillesum Studies 4) Academia Press, Gent, 2012, 77-128.
Maria Korporal zegt
Uitstekend artikel! Complimenten aan Gerrit Van Oord.