Na een avond waarin hij bedorven en veel te kruidige dingen gegeten had werd prof. dr. Wouter Pieterse, de hoogleraar Financiële Letterkunde die in een manager veranderd was, gillend en badend in het zweet wakker.
Hij zette zijn bril op en keek om zich heen. Wat was er ook weer zo vreselijk? Oh ja, hij had gedroomd dat hij zinnen had geschreven als “De domeinen zullen een kaderinstelling meekrijgen, gebaseerd op de totale instroom in dat domein, waarmee de programmateams binnen dat domein gezamenlijk nieuwe vakken kunnen ontwikkelen die voldoende gedifferentieerd zijn en voldoen aan de gestelde groepsgrootte, en die tevens leiden tot samenhangende en geprofileerde programma’s.”
En: “Een herschikking van het bacheloraanbod langs de lijn van expertisevelden majoren / minoren opent volgens het DB een sterk uitgangspunt om de knellende problemen rond de kleine disciplinaire opleidingen en programma’s, met name op het gebied van talen en culturen, aan te pakken.”
En: “De differentiatie van vakken zal tevens moeten worden gekoppeld aan de explicitering van leerdoelen en verworven kennis en competenties, zowel op vak- als op programmaniveau.”
Wat was er met hem aan de hand geweest?
Ja, hij had gedroomd, maar kan een mens zelfs in zijn droom zulke vreselijke dingen doen? Hij had al die zinnen bij elkaar gezet, er tot overmaat ook nog houtskoolschets boven gezet – die term die inmiddels zo populair was bij het management van het hoger onderwijs voor iedere flodder die men allerlei gremia instuurde zodat men daar eindeloos kon bakeleien voor er weer een andere, nog naargeestigere, nieuwe versie kwam.
Prof. Pieterse had er de contouren gehoutskoolschetst van een geheel nieuwe faculteit: een waarin alle idealen van leren, van de wereld begrijpen, van jonge mensen de ogen openen definitief waren gesloten. Waarin het leren van vreemde talen met zoveel woorden als ‘niet rationeel’ werd bestempeld, als tijdverspilling, als iets dat alleen nog werd toegestaan voor Frans, Duits en Engels omdat er nu eenmaal leraren nodig waren voor op de middelbare school. Waarin andere talen maar moesten opgaan in absurde programma’s – domeinen met kaderinstellingen – als Mediterrane studies. Waarin de totale ideeënarmoede niet eens werd gecamoufleerd maar benoemd. De ‘nieuwe bachelor’ werd ‘het Leidse model’ genoemd: waarom iets nieuws bedenken als men ook studenten van elders kon weglokken door hetzelfde te doen?
Maar dat was dan maar de inhoud. Hij was nu eenmaal manager geworden. Maar hij haatte de taal toch niet zo dat hij zulke zinnen begon te schrijven?
Was het echt zo erg? Was hij zover afgedwaald van de Wouter die ooit was gaan studeren omdat hij dingen wilde leren? Die aan de universiteit was blijven hangen om boeken te kunnen lezen en daar was aangenomen omdat hij er zo liefdevol over kon vertellen?
Nee, toch het was toch allemaal maar een droom? Die houtskoolschets bestond toch niet echt?
Bert Cappelle zegt
Brrr. De gruwel.