Door Lucas Seuren
In de eerste colleges die Harvey Sacks in de jaren 60 gaf aan de University of California besprak hij met zijn studenten enkele opnamen van een suicide hotline. Hij merkte daarbij onder andere op dat nadat de medewerker van de hotline heeft opgenomen en zich heeft voorgesteld, lang niet alle bellers ook hun naam noemen. Dat was opmerkelijk, want iemand die zich voorstelt aan een ander, nodigt de ander daarmee uit om zich ook voor te stellen. De bellers deden het dan ook subtiel. Ze merkten bijvoorbeeld op dat ze de medewerker niet konden verstaan. Die herhaalde dan zijn/haar naam, waarna de beller die naam ook herhaalde, ogenschijnlijk om duidelijk te maken dat hij het goed verstaan had. Door dit kleine extra dialoogje was de plek waar de beller zich kon voorstellen verdwenen. Sacks concludeerde hieruit dat door te vragen om verduidelijking, de beller impliciet duidelijk maakte dat hij zijn naam niet wilde geven.
Dit klinkt bijna te subtiel om waar te zijn. Zou het niet gewoon kunnen dat de beller de medewerker echt niet kon verstaan? Hoewel dat een optie is, zijn er goede redenen om de analyse van Sacks te volgen. Ten eerste, als verstaan oprecht het probleem was, dan kon de beller zich naderhand alsnog voorstellen, maar dat gebeurde niet. Ten tweede hebben we te maken met een algemene strategie: vragen om verduidelijking is een tactiek die sprekers regelmatig gebruiken in situaties waar ze niet de gewenste reactie gaan geven. De vorm die Sacks omschreef bij de suicide hotline is dus slechts een van de vele manieren waarop deze tactiek wordt toegepast.
Dat dit geen verzinsel is van analytici, maar dat gespreksdeelnemers hoorproblemen daadwerkelijk opvatten als problemen met de vraag zelf, is goed te zien in de dagelijkse gesprekspraktijk. In alledaagse gesprekken zien we regelmatig dat als iemand vraagt om verduidelijking, sprekers de problematische uiting flink aanpassen voor ze die opnieuw voorleggen. Hoewel er geen antwoord is gegeven, verandert de spreker zijn vraag op een dusdanige manier dat het verwachte of gewenste antwoord heel anders is.
Marja: Is Nikki thuis?
Paula: Hè?
Marja: Is Nikki nu wel thuis, of is ze nog aan het wandelen?
Paula: Nee, nog niet volgens mij.
Paula: Hè?
Marja: Is Nikki nu wel thuis, of is ze nog aan het wandelen?
Paula: Nee, nog niet volgens mij.
Marja’s eerste vraag laat beide opties nog redelijk open, maar nadat Paula een probleem signaleert met hè, verandert Marja haar vraag. Ze richt zich nu veel sterker op de optie dat Nikki nog niet thuis is, en dat blijkt ook het geval te zijn. Het antwoord van Paula is veel meer in lijn met de tweede formulering van Marja, waarin ze al de mogelijkheid oppert dat Nikki nog aan het wandelen is.
Eenzelfde situatie is te zien in het onderstaande dialoogje tussen Anne en Tina die praten over versieringen voor de verjaardag van Annes broer. Anne vraagt of ze een opblaasbare achttien moet kopen, maar na de wedervraag van Tina stelt ze haar vraag bij.
Anne: Oh moet ik die bij de Xenos kopen?
Tina: Achttien?
Anne: Of wordt ie daar niet gelukkig van?
Tina: Nee, ik denk dat die gelukkig wordt van die foto.
Tina: Achttien?
Anne: Of wordt ie daar niet gelukkig van?
Tina: Nee, ik denk dat die gelukkig wordt van die foto.
Als we weten, bewust of onbewust, dat een vraag om verduidelijking mogelijk een voorbode is van ongewenste reactie, dan kan die vraag zelf als antwoord worden behandeld. Dat klinkt mysterieus, maar zoals je het in het volgende dialoogje kunt zien, gebeurt het wel degelijk.
Loes: Hoorde je dat pieptoontje? Kreeg jij wat binnen of zo?
Karel: Wat zeg je?
Loes: Oh, ik hoorde echt zo’n piepje tussendoor.
Karel: Wat zeg je?
Loes: Oh, ik hoorde echt zo’n piepje tussendoor.
De respons van Karel is niet bepaald een antwoord. Ogenschijnlijk vraagt hij slechts aan Loes om haar uiting te herhalen. Maar Loes vat zijn reactie op als een antwoord: hij heeft niks gehoord. Op zichzelf is dat natuurlijk erg vreemd, maar met de analyse van Sacks in het achterhoofd is de reactie van Loes niet eens zo gek.
Sprekers hebben legio andere tactieken om te laten zien dat een antwoord ongewenst zal zijn. Ze laten ook korte stiltes vallen, gebruiken hedges zoals ehm of nou, en zwakken het antwoord af. Dat terwijl gewenste antwoorden veelal direct, en zonder omslag worden gegeven. Dit laat ook zien dat wat mensen zeggen, zeker niet altijd is wat ze denken. Een spreker die vraagt om verduidelijking kan de voorgaande beurt gerust goed hebben verstaan en begrepen. De vraag is dan natuurlijk hoe we weten wanneer onze gesprekspartner oprecht vraagt om verduidelijking en wanneer het een voorbode is van een ongewenst antwoord. Als we naar gespreksopnamen kijken is duidelijk dat sprekers er geen moeite mee hebben, maar de analytici zijn zo ver nog niet.
Laat een reactie achter