Vandaag verschijnt het boek Het dorp en de wereld. Over dertig jaar Rowwen Hèze, onder redactie van Leonie Cornips en Barbara Beckers. Het onderstaande artikel is een voorpublicatie uit dit boek.
Door Marc van Oostendorp
Door Marc van Oostendorp
Zo expliciet als Guus Meeuwis (kedeng kedeng kedeng kedeng) doen weinig artiesten het, maar aan veel populaire muziek ligt hetzelfde strakke ritme ten grondslag: iedere beklemtoonde lettergreep (deng) wordt voorafgegaan door een ongeaccentueerde noot (ke) in de muziek. Dat is een groepje van twee (kedeng). Op die totale symmetrie is vrijwel iedere melodie gebaseerd, net als de teksten van de liedjes en ook de teksten van veel kinderrijmpjes (‘jantje zag eens pruimen hangen’, ‘op een klein balkonnetje’).
Dat geldt ook voor de muziek van Rowwen Hèze, al voegt die vaak met wat middelen wat extra spanning toe: door te variëren met het strakke stramien, bijvoorbeeld, of door het dialect dingen te laten doen die het Nederlands niet kan. Dat gebeurt (nog) niet zozeer in de eerste nummers van de band, uit de jaren tachtig. Hier is de tekst van het refrein van het liedje Rowwen Hèze:
Lat meej mar drinke wat ik drink
Lat ze mar proate oaver meej
Lat ze mar zegge dat ik stink
Dat giet vanzelf wal wir vurbeej
Vier beklemtoonde lettergrepen (die ik in hoofdletters heb gezet) in een regel, en ieder van die lettergrepen gevolgd door precies één onbeklemtoonde (geen hoofdletter). Er is geen enkele afwijking. Iedere regel in de tekst heeft bovendien twee keer twee groepjes van twee van zulke lettergrepen: een regel telt er daarmee uiteindelijk precies acht.
Waarom dat patroon zo aantrekkelijk is, valt makkelijk te snappen. Het kleinst mogelijke groepje heeft twee leden: vurbeej. Zelfs zonder bewust te tellen voelt een regel van twee keer twee keer twee kennelijk prettig aan: twee keer zo kort zou te weinig zijn om iets te zeggen, twee keer zo lang zou de spanning eruit halen. Kinderversjes en volksrijmpjes over de hele wereld lijken aan dit soort stramien te voldoen, net als vrijwel alle popmuziek en andere populaire muziekgenres. Mensen houden van symmetrische gezichten en andere figuren als ze kijken en ze houden van regelmatige ritmische afwisseling als ze luisteren.
Tegelijkertijd is een afwisseling van alleen maar twee bij twee ook weer saai. Behalve in militaire marsen wordt het dan ook meestal niet volgehouden, en het kostte me enige moeite om een volkomen regelmatig voorbeeld als het bovenstaande te vinden. Meestal wordt er wat spanning in de tekst en de muziek gebracht door kleine afwijkingen van het patroon. Al kenmerkender en bekender zijn regels zoals de volgende:
’t is | een | kwes | tie | van | ge | duld |
rus | tig | wach | ten | op | de | dag |
dat | heel | hol | land | lim | burgs | lult. |
1 | 2 | 1 | 2 | 1 | 2 | 1 |
Hier staan weliswaar vier beklemtoonde lettergrepen in iedere regel, en tussen twee klemtonen staat steeds precies één onbeklemtoonde lettergreep; maar daarmee is het totaal aantal onbeklemtoonde lettergrepen drie (heel, land, burgs). Er ontbreekt er dus feitelijk één. Nu wordt dat probleem opgelost doordat er na iedere regel precies één tel pauze wordt genomen, die ik hieronder met een liggend streepje aangeef:
’t is | een | kwes | tie | van | ge | duld | (-) |
rus | tig | wach | ten | op | de | dag | (-) |
dat | heel | hol | land | lim | burgs | lult. | (-) |
1 | 2 | 1 | 2 | 1 | 2 | 1 | 2 |
Op deze manier heeft iedere regel alsnog als het ware vier onbeklemtoonde lettergrepen (heel, land, burgs, (–)); alleen de laatste hoor je niet. Daardoor komt de nadruk trouwens nog iets sterker te liggen op de lettergreep die er onmiddellijk aan vooraf gaat: het rijmwoord (lult).
Overigens springt in dit lied, ‘Limburg’, het refrein eruit doordat het (afgezien van die stille lettergreep) zo regelmatig is. De coupletten zijn juist extreem los georganiseerd.
Hier is het eerste:
Hier is het eerste:
Ik heb mien ganse lange leave gewacht
op d’n daag di mos koome en op de nacht
op alles wat ik woj mar wat ik noeit kreeg
’t waas te deur of te vroeg of te laat vur meej
wachte op succes en op de moeijen daag
dat ik in de zom miene zeilboet laag
riek woj ik weare beroemd en gevierd
mar tot nou toe heb ik allien mar gelierd
Iedere regel heeft vier accenten (zoals heb, gans, lea en wacht in de eerste regel), maar verder een willekeurig aantal onbeklemtoonde lettergrepen die willekeurig door de tekst zijn gestrooid. Dat is natuurlijk niet per ongeluk zo gedaan, of zomaar: het is een effect van het lied. De coupletten zijn verhalend, en worden ook bijna meer verteld dan gezongen, waarna het refrein er feestelijk in knalt.
Ook waar de teksten regelmatiger zijn, gebruikt Rowwen Hèze trouwens niet per se altijd de regelmaat van 2x2x2. De muzieksoort die Rowwen Heze vanaf het begin overwegend speelt, tex-mex, heeft veel invloed ondergaan van de wals en de polka. Die hebben allebei, ieder op een eigen manier juist een maat waarin het getal 3 een belangrijke rol speel: niet ta-dam ta-dam, maar tadada tadada. Het lied ‘Auto, Vliegtuug’ is duidelijk op dat ritme gebaseerd:
maar ik zucht, en Mark vrugt:
Hoelaat goan de kroege heer dicht?
want ik wiet, hoe dat giet,
straks is dur nurgus waat oop.
Tussen beklemtoonde lettergrepen (zucht … vrugt) staan steeds twee onbeklemtoonde (en Mark), niet slechts één. Als je naar de muziek luistert, hoor je dat er na vrugt een stille noot is en na giet twee, zodat de afstand met laat en straks ook bewaard blijft:
maar ik zucht, en Mark vrugt: (–)
Hoelaat goan de kroege heer dicht?
want ik wiet, hoe dat giet, (–)(–)
straks is dur nurgus waat oop.
Wanneer je het refrein alleen op papier ziet, lijkt het niet helemaal te kloppen:
Auto, vliegtuug, ’n trein, ’n boet
waat is de wereldj toch groet…
De tweede regel heeft een regelmatig drievoudig ritme, maar hoe zit het met de eerste? Dat lijkt bijna meer op het vertrouwde ritme van 2x2x2. Het raadsel wordt opgelost wanneer je het Jack Poels hoort zingen: hij houdt vrijwel iedere lettergreep zo lang aan dat hij drie tellen vult:
au- | au- | au- | to- | o- | o, | vlie- | ie- | ieg | tuu- | uug, | (–) |
1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 |
’n trei- | ein, | ’n | boe- | oet | (-) | ||||||
waat | is | de | we | reldj | toch | groet | (–) | (–) | (–) | (–) | (–) |
Zoals ik hier heb weergegeven, blijft in de laatste regel ruimte over voor vijf stille lettergrepen, waarvan één er zelfs de nadruk zou krijgen wanneer er wat te horen is. Daarmee bestaan beide regels uit 4×3 lettergrepen, dat wil zeggen, 2x2x3 lettergrepen, dat wil zeggen bijna precies de traditionele simpelste vorm, behalve dat het kleinste groepje steeds twee onbeklemtoonde lettergrepen heeft in plaats van een. ‘Triolen’ heten die groepjes van drie-in-plaats-van-twee (zoals ta-tam) in de muziektheorie.
Zoals ik het hier heb weergegeven, blijft in de laatste regel ruimte over voor vijf stille lettergrepen, waarvan één er zelfs de nadruk zou krijgen wanneer er wat te horen is. Daarmee bestaan beide regels uit 4×3 lettergrepen, dat wil zeggen, 2x2x3 lettergrepen, en dat wil dan weer zeggen bijna precies de traditionele simpelste vorm, behalve dat het kleinste groepje steeds twee onbeklemtoonde lettergrepen heeft in plaats van een.
Nog een stapje verder: drie noten zeggen in de tijd van twee tellen; ‘triolen’ heet dat, in de muziektheorie. Die triolen spelen ook een belangrijke rol in een ander bekend nummer van de band, ‘Zondag In ’t Zuiden’. Wanneer je de tekst doorleest, valt het niet eens meteen bij iedere regel op, maar sommige gedeelten zijn vrijwel geheel in triolen geschreven:
en | en | ge | len | zon | gen | ’t ge | luk | oet | ’r | lon | gen | (–) | |
(–) | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | |
d’n | he | mel | op | aar | de | di | zich | o | pen | baar | de | vur | meej |
Ook dit soort regels hebben weer een structuur van 2x2x3: er staan vier beklemtoonde lettergrepen in iedere regel, voorafgegaan en/of gevolgd door twee onbeklemtoonde. Die structuur zit in grote delen van het nummer wel wat verborgen. Het ritme van de muziek is behoorlijk snel, en als de tekst als volgt begint, loop je de kans te missen dat je in drieën moet tellen:
’t waas zondag in ’t zuiden
niks an de hand en wat d’r gebeurt
’t keumt merge pas in de krant
In de volgende twee regels van het couplet (de laatste) wordt het wel duidelijker:
en de zon op de roete reep alles nar boete
ik denk ik blief binne verhaale verzinne vandaag
Dit is het titelnummer van de cd Zondag In ’t Zuiden uit 1995. In 2008 bracht de band het opnieuw uit op het album Que paso, maar nu met een ander ritme: als een wals, die langzamer is en het driedelige ritme nog veel duidelijker gemaakt. De triolen worden nu een driekwartsmaat, in muziektermen.
Als je naar die langzamere versie luistert, hoor je in minstens twee van de eerste drie coupletten een vreemde regel:
(1) niks an de hand (–), en wat er gebeurt (–)
keumt merge pas in de krant
(2) Wuurd ’t koffie of beer (–), banaan of een ei,
Of pak ik ’t allebei.
Het gaat om krant en de laatste lettergreep van allebei. Dat zijn rijmwoorden – ze rijmen op hand en op ei–, en die horen daarom op de beklemtoonde plaats in de zin te staan. Maar voor het ritme komen ze daar niet uit: de vorige beklemtoonde lettergreep staat maar één onbeklemtoonde lettergreep verwijderd (respectievelijk in en al).
Wat Poels duidelijk doet als hij dit zingt is de klinker overmatig verlengen, zodat het tweede stukje alsnog op de beklemtoonde lettergreep valt:
(1) niks an de hand (–), en waat er gebeurt (–)
keumt merge pas in de kra- ant
(2) Wuurd ’t koffie of beer (–), banaan of een ei,
Of pak ik ’t allebei-ei.
In het Nederlands kun je dat niet doen; je kunt alleen een klinker verlengen als het eerste stukje de nadruk heeft, niet als een later stukje dat krijgt. In het dialect is het helemaal niet raar om het zo te doen. Het is precies een van de verschillen tussen het Limburgs en het Nederlands dat de lengte van een klinker betekenis kan uitdrukken: het enkelvoud bein (been) klinkt langer dan het meervoud bein (benen). De eerste noemen we een sleeptoon en de tweede een stoottoon.
Een sleeptoon is verlengd én heeft een soort extra nadruk op de verlenging. Het is vast niet toevallig dat krant en bei allebei sleeptonen hebben. Door handig gebruik te maken van de eigenschappen van zijn moedertaal creëert de tekstschrijver een speciaal ritmisch effect. Het is een extra laagje van spanning dat het Nederlands hem niet had kunnen bieden.
Leonie Cornips en Barbara Beckers, redactie. Het dorp en de wereld. Over dertig jaar Rowwen Hèze. Nijmegen: Vantilt. Bestelinformatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter