Harris’ vraag was: is dit alleen maar een toevallige samenloop van omstandigheden of is er ook een reden om na au alleen een tandklank te willen hebben? Proberen moedertaalsprekers van het Engels die klank bijvoorbeeld bewust of, waarschijnlijker, onbewust te mijden?
Harris had een experiment gedaan waarin hij paren Engelstaligen zelfverzonnen woorden voorlegde, waaruit ze er steeds twee moesten kiezen: blout of bloum? Daaruit bleek dat die mensen wel een kleine voorkeur hebben voor de ene, maar de vraag is of die voorkeur genoeg is om te denken dat ze ook een rol heeft gespeeld.
Ondertussen dwaalden mijn gedachten af naar het Nederlands.
Ook in onze taal mijden we au voor andere medeklinkers dan l, n t en s – allemaal tandklanken. We hebben wel woorden zoals kous, faun en koud, maar geen koum, pauf of praug. Duitse woorden als Baum en Daume zijn in het Nederlands boom en duim. De andere tweeklanken kennen dat soort beperkingen niet: druif en rijk zijn heel gewone woorden. Bij au is pauk de enige uitzondering (tenzij het woord glauk jullie wat zegt).
Het Nederlands heeft natuurlijk een andere geschiedenis dan het Engels, en klanken hebben zich op een heel andere manier ontwikkeld. Toch heeft die andere ontwikkeling tot hetzelfde resultaat geleid. Dat kan toch geen toeval zijn, zou je bijna zeggen. Zouden sprekers van het Nederlands blaut ook aanwijzen als waarschijnlijker dan blaum?
Maartje Lindhout zegt
Opmerkelijk dat woorden die in het Standaardnederlands een [u] hebben, in het oude Noordwijks een [au] hebben voor niet-coronale obstruenten. Voorbeelden: brauk (broek), plaug (ploeg), snaup (snoep). Maar: skoen (schoen), roem (roem), voet (voet). Dus dit is eigenlijk precies het tegenovergestelde.
Drabkikker zegt
Ik weet, eigennamen vormen altijd een beetje een buitenbeentje, maar daar tref je ook nog Maup aan voor Maurits, en Escher werd door zijn familie Mauk genoemd – mogelijk een versmelting van zijn twee voornamen.
Jan Stroop zegt
Als het waar is dat 't Nederlands de au mijdt voor andere medeklinkers dan l,n, t en s en dat de au dus inderdaad gemeden wordt voor bijvoorbeeld m, f, k dan zou dat gevolgen moeten hebben voor 't verlagingsproces dat in 't Nederlands aan de gang is. De verlaging van de oo in groot zou dan anders moeten zijn dan van die in boom. Die verlaging zou in dat laatste geval zelfs achterwege moeten blijven. Van zulke verschillen is tot nu toe niets gebleken.
Irene Jacobi heeft in haar onderzoek van 't Poldernederlands de fonologische context buiten beschouwing gelaten: "For the formants as well as for the pc’s, no word specific clustering within the extracted vowel classes or diphthongs was found. Hence, systematic influence of the local (consonant) context on the measured areas could be excluded." (http://cf.hum.uva.nl/poldernederlands/pdf/is05_ja1.pdf)
Martin Roo concludeert in zijn Masterscriptie (Bli, bleier, blaist; Utrecht 2012): "In Noord-Holland (BROOD, BOOM), Utrecht (BOOM), Groningen (alle woorden) en Noord-Brabant (BOOG) zou er dus sprake kunnen zijn van een verschuiving richting de /ɑu/, omdat de /o:/ daar gediftongeerder is geworden."
Van enig verschil in verlaging tussen boog, brood en boom maakt Roo geen melding. 't Gaat hierbij dan wel om ontwikkelingen in de dialecten, maar die blijken over 't algemeen weinig af te wijken van die in 't Nederlands.
De Tegenwoordige Staat van Erik zegt
Tja, zou inderdaad wel heel wat meer talen willen bekijken voor je hier een wetmatigheid van maakt, zo is bijvoorbeeld de proto-germaanse /au/ in het Oudhoogduits (en nog steeds) een [o:] geworden voor dentalen en /h/, verder overal [au] gebleven. Ook in het latere Duits is er geen neiging meer geweest om dat gelijk te trekken.
Voorbeelden (hedendaagse spelling):
Baum, Auge, Frau, laufen, auch
Ohr, Lohn, hoch (Oudhoogduits 'hoh' en dat is nog steeds de stam in verbogen vormen), Tod, tot, stoßen
Marc van Oostendorp zegt
Dat is waanzinnig interessant! Het is duidelijk dat niet iedere taal deze beperking kent, maar als er dialecten zijn die er tegenin gaan wordt het heel interessant.
Marc van Oostendorp zegt
Mooi. Het laat op zijn minst zien dat je die vormen wel kunt uitspreken.
Marc van Oostendorp zegt
Het is natuurlijk jammer dat Irene Jacobi geen effect vond, maar het Poldernederlands lijkt mij vooralsnog ook eigenlijk iets van zogenoemde fonetische implementatie. Fonologisch is de o van boom in alle opzichten nog een monoftong, bijvoorbeeld bij het bepalen van de klemtoon b
Marc van Oostendorp zegt
Het kán natuurlijk ook een wetmatigheid voor het Engels zijn, he. Eigenlijk was dat juist Harris punt: dat er soms regelmatigheden in een taal zitten waar de sprekers eigenlijk niets mee lijken te doen.
Jan Stroop zegt
Dat van die klemtoon begrijp ik niet. Waar 't mij om gaat is dat er geen verschil geconstateerd is tussen bijvoorbeeld BROOD en BOOM.
Jan Stroop zegt
Die Noordwijkse vormen doen sterk denken aan de Groningse diftongering:
kouke (koeken)
doun (doen)
plougen (ploegen)
goud (goed)
De Tegenwoordige Staat van Erik zegt
Dat was min of meer wat ik bedoelde inderdaad, ik kan me prima voorstellen dat het een wetmatigheid in het Engels is (en blijkbaar ook in het Nederlands), maar toch niet per se een algemene wetmatigheid.