Het leek een zegen voor de internationale reputatie van het werk van Willem Frederik Hermans dat de auteur in 1995 overleed. “In het buitenland”, schreef Cees Nooteboom bij die gelegenheid in Die Zeit, “is hij echter, geheel ten onrechte, min of meer onbekend gebleven, iets waaraan hij zelf door de rechtlijnigheid van zijn karakter heeft bijgedragen.”
Nu er aan die rechte lijn een einde was gekomen, ging het ook inderdaad wat beter met het werk. Dat schrijft de socioloog Nico Wilterdink in het onlangs verschenen boek Nederlandse kunst in de wereld, dat hij samen met zijn collega-sociologen Ton Bevers en Johan Heilbron en de architectuurhistoricus Bernard Colenbrander uitgaf.
Doorgebroken
Blijkens de ondertitel gaat het over literatuur, architectuur en beeldende kunst 1980-2013, maar bijna de helft van het boek gaat over de letterkunde, met twee hoofdstukken van Wilterdink en een van Heilbron en diens promovendus Nicky van Es.
Het is een wat vreemd boek. Voor degene die de cultuurbijlagen van de kranten in de afgelopen decennia heeft gevolgd staat er weinig nieuws in. Je leert bijvoorbeeld dat onze letteren vooral bekend en geliefd zijn in Duitsland, maar dat ze op een enkele uitzondering na (De ontdekking van de hemel, Het diner) nooit echt zijn doorgebroken in de Engelstalige wereld. Dat Cees Nooteboom en Harry Mulisch de schrijvers zijn die het internationaal op een aantal vlakken (verkoopcijfers, recensies, wetenschappelijke studie) het best hebben gedaan. Dat Gerard Reve het in het buitenland zo slecht doet en dat dit misschien te maken heeft met de onvertaalbaarheid van zijn stijl.
Geharkt
Het boek voldoet daarbij dan aan het clichébeeld dat neerlandici – of in ieder geval ik – hebben van de sociologie: dat de open deuren worden ingetrapt met heel veel tabellen met cijfers. Met die cijfers wordt vervolgens eigenlijk niets gedaan (er wordt geen echte statistiek mee bedreven) en ze maken soms een wat bij elkaar geharkte indruk.
Toch zitten er ook wel wat verrassingen in het boek, in ieder geval voor mij. De laatste jaren zit er, blijkens die cijfers, nogal de klad in de voorzichtige opgang van onze letteren in het buitenland. Zelfs in Duitsland worden er inmiddels veel minder Nederlandse titels uitgegeven. Waar dat aan ligt blijft onduidelijk. Het is niet, of niet alleen de economische crisis, of het wanbeleid van de Taalunie, want de kink kwam al een jaar of tien geleden in de kabel.
Het is natuurlijk een van de raadselen van onze letterkunde: dat ze het zo slecht doet, dat de échte Scandinavische literatuur bijvoorbeeld veel beter gelezen wordt. En dat alle inspanningen van de afgelopen decennia dat wel een beetje, maar niet cruciaal hebben kunnen veranderen.
Laat een reactie achter