Jet Bussemaker vindt het werk van neerlandici heel belangrijk. (Foto: Matthias Hüning) |
Er was in menig huisgezin al weken naar uitgezien – het Grote Taalunie-Gala dat de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (IVN) – afgelopen vrijdag organiseerde. Dit voorjaar is er een voor ons zo vredige wereldje ongekend hevige clash geweest tussen de hoogste leiding van de Nederlandse Taalunie en de beoefenaren van het vak over de hele wereld. De vraag was of het nu tijd was voor verzoening.
Ik heb geloof ik niemand gesproken die het niet opvallend vond dat de leiding van de Taalunie daarbij zelf niet aanwezig was. De verantwoordelijke Nederlandse minister Jet Bussemaker stuurde slechts een bijzonder onpersoonlijke ‘videoboodschap’ waarbij ze, karakteristiek, geen seconde de camera inkeek, terwijl ze uit haar hoofd opzei dat ze het werk van neerlandici echt, heus, heel belangrijk vond.
Porseleinkasten
In de week voorafgaand aan de videoboodschap hoorde ik van verschillende mensen het verhaal dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen onlangs in China aan haar Nederlandse tolk verbaasd had gevraagd waarom ze in hemelsnaam Nederlands had gestudeerd, terwijl het Engel toch een veel nuttiger taal was, waarop de tolk niets had durven zeggen over de rijke cultuur van de Lage Landen. Op dit verhaal ging de minister net zo min in als op de vraag naar hoe het nu allemaal verder moest, met al die geweldige waardering die ze had voor het vak.
Groter dan de verbazing over het feit dat de minister er niet was, was allerwege de verbazing over het feit dat de hoogste ambtelijke verantwoordelijke van de Taalunie er niet was. De wél aanwezige ambtenaar gaf vol verve een toespraak waarin ze zich uitputte in verontschuldigingen voor alles wat er mis was gegaan, voor de gekwetste gevoelens, voor de schade die er aan de verhoudingen was toegebracht. Maar het was iedereen duidelijk dat zij niet degene was geweest die de afgelopen jaren onbekommerd als een olifant door alle porseleinkasten was gegaan, en hoewel de naam op het podium niet werd genoemd, hoorde je overal de mensen de vraag stellen: Waar is Geert?
1 september
De zaal zat vol met mensen voor wie de Taalunie zegt zoveel waardering te hebben – de mensen die iedere dag bezig zijn onder soms bijzonder zware omstandigheden mensen bekend te maken met onze taal en onze cultuur. Zij konden nu hun zorgen en problemen spuien, maar degene die er échte beloften over kon doen, was er niet.
Dat bleek bijvoorbeeld toen het Erasmus Taalcentrum (ETC) in Jakarta ter sprake kwam. Terecht wezen verschillende aanwezigen erop dat daar de grootste klappen gevallen waren – een centrum voor de Nederlandse cultuur in een voormalige kolonie ligt daar inmiddels stil en niemand weet wat de toekomst brengt. Een aanwezige hoge ambtenaar van OCW meldde weliswaar uit de hoogte dat het ETC per 1 september weer zou opengaan, maar hij was daarbij vergeten dat het volgende week al 1 september was en er bij het ETC betrokkenen in de zaal zaten die van niets wisten.
En daarmee bleek niemand in de zaal te weten hoe het nu verder zal gaan, terwijl degenen die het hadden kunnen zeggen of die in ieder geval de verantwoordelijkheid droegen, elders hun belangrijkere werkzaamheden aan het uitvoeren waren.
Laat een reactie achter