Door Marc van Oostendorp
Misschien dat de oproep van de Nationale Wetenschapsagenda aan het publiek om vragen te stellen aan de wetenschap bedoeld was om vragen op te roepen die volkomen naïef zijn en juist daardoor de wetenschapper even terugbrengen naar zijn eigen oorspronkelijke enthousiasme voor het onderzoek. Ja! Dat is het soort dingen dat ik ooit wilde weten! Vragen, kortom, als:
- Waarom heet een stoel een stoel? Ik vraag me dit soms af, iemand heeft ooit de “stoel” bedacht. Maar wat als een ander persoon ooit de “stoel” en de “tafel” door elkaar heeft gehaald? Dan is een “tafel” dus een “stoel” en andersom. Hoe kunnen we dit ooit weten?
Een taalkundige die ook maar een knip voor de neus waard is, roept dan: maar in het Russisch wordt een tafel stol genoemd! En verwijst voor de rest van de vraag door naar het loket van de taalfilosoof. De vraag van deze vragensteller is namelijk al eerder gesteld, en wel door Plato in diens dialoog Cratylus. De conclusie daar was ongeveer dat er inderdaad iemand ooit een naam voor stoel heeft bedacht die een enorm logische en transparante naam was: aan die naam kon je al zien dat het stoel betekende. Sinds die Oorspronkelijke Naamgever is het woord wel steeds verder gedegenereerd in allerlei talen.
De meeste moderne taalkundigen en taalfilosofen denken dat er niet echt een antwoord is op de vraag. Degene die ooit het woord voor stoel bedacht, had het ook niet speciaal bij het rechte eind: hij verbond een willekeurige reeks klanken aan een willekeurig begrip. Dat die reeks klanken in de loop van de tijd een beetje veranderd is, of aan een ander begrip is gaan hangen, dat betekent allemaal niet. Er valt niet te weten of een tafel eigenlijk een stoel is en andersom, want er is geen eigenlijk.
Die nuchterheid is zeer belangrijk gebleken voor de wetenschap en vermoedelijk ook voor de filosofie. In de vraag uit de Nationale Wetenschapsagenda kun je tweeduizend jaar blijven hangen zonder ooit tot een publicatie te komen; dus kun je er maar beter aan voorbijgaan.
Maar dat wil niet zeggen dat de vraag niet reëel is, en dat je er ook als taalwetenschapper niet ook in je strandstoel over kunt nadenken om ineens weer te beseffen hoe raadselachtig taal eigenlijk is: hoe kan ik ooit weten dat ik niet in een strandtafel lig?
HC zegt
In een strandtafel zit, bedoel je?