Door Lucas Seuren
De webcomic xkcd had onlangs wat aandacht voor taal. Veel sprekers zeggen tegenwoordig ‘I could care less’ (“Het zou me minder kunnen interesseren”) terwijl ze bedoelen ‘I couldn’t care less’ (“Het zou me niet minder kunnen interesseren”). Als een van de personages in de strip wordt aangesproken op zijn (haar?) incorrecte gebruik van de term, gaat hij (zij?) over tot een paar mooie bespiegelingen over taalgebruik. Deze bespiegelingen hielden sociologen honderd jaar geleden al bezig, en zijn fundamenteel van invloed op de manier waarop bijvoorbeeld conversatie-analytici onderzoek doen.
“Every choice of phrasing and spelling and tone and timing carries countless signals and context and subtexts and more,”
Als we kijken naar hoe mensen taal gebruiken, dan valt onder andere op dan wat we daadwerkelijk zeggen, lang niet altijd is wat we bedoelen. Dat is ten eerste omdat, zoals ook in de strip wordt gezegd, hoe je iets zegt bijna net zo belangrijk is als wat je zegt. Elke verandering kan ertoe leiden dat je anders begrepen zult worden. Maar daarnaast laten we ook een heleboel ongezegd. In zijn boek Studies in Ethnomethodology beschrijft Harold Garfinkel een onderzoek, waarbij hij zijn studenten een gesprekje liet uitschrijven. Bij elke uiting moesten ze dan ook opschrijven wat de spreker bedoelde. Dit leverde gigantisch lange transcripten op, die bovendien altijd onvolledig waren volgens de studenten; sommigen vonden zelfs dat de opdracht onmogelijk was.
“And every listener interprets those signals in their own way.”
Hoe mensen taal verwerken is natuurlijk voor een groot deel – volledig? – bepaald door hoe ons brein werkt. Maar dat wil natuurlijk nog niet zeggen dat iedereen elke uiting ook op exact dezelfde manier verwerkt. We interpreteren een uiting niet alleen op basis van de letterlijke inhoud, maar ook op basis van contextuele informatie, en onze achtergrondaannames. Iedere persoon heeft een uniek socialisatieproces ondergaan als kind, en ondergaat als volwassen een uniek socialisatieproces. Omdat hoe we taal gebruiken grotendeels een systeem is van sociale conventies, is daarmee dus de manier waarop taal wordt verwerkt uniek voor elk individu.
“You can never know for sure what any words will mean to anyone.”
Omdat taalverwerking zo’n individueel proces is, weet je ook nooit of wat je zegt wel begrepen gaat worden op de manier die je wilt. We hebben geen toegang tot elkaars denken, en dus weten we nooit wat iemand bedoelt met een bepaalde uiting, en net zomin hoe die uiting wordt begrepen. Daarmee kunnen we, als we taalgebruik bestuderen, ook niet zomaar vaststellen dat een bepaalde taaluiting een bepaalde betekenis heeft. We willen weten welke betekenis er aan die uiting wordt toegekend door de luisteraar en of dat de betekenis is die de spreker ook in gedachten had.
Ons enige handvat is de reactie die wordt gegeven op een uiting; in een reactie laat een luisteraar zien hoe hij of zij de spreker heeft begrepen, waarna de spreker weer kan bevestigen of dat begrip correct is. We missen daardoor natuurlijk een hoop, maar zolang we niet in het hoofd van sprekers kunnen kijken, moeten we het ermee doen. Immers, als we mensen zouden vragen wat ze bedoelden met een bepaalde uiting, dan gaan ze naar een verklaring zoeken omdat de vraag gesteld wordt, en die verklaring komt lang niet altijd overeen met wat mensen echt dachten.
“All you can do is try to get better at guessing how your words affect people, so you can have a chance of finding the ones that will make them feel something like what you want them to feel.”
Maar als betekenis zo problematisch is, hoe kunnen we dan ooit communiceren? En nog belangrijker, hoe kan het dat we zo ongelofelijk goed kunnen communiceren met taal? We hebben natuurlijk wel eens misverstanden, maar verrassend weinig, en bovendien worden ze razendsnel verholpen (zoals recent ook werd besproken in een stukje van Marc van Oostendorp). De verklaring volgens 20e-eeuwse socioloog Alfred Schutz was tweeledig. Ten eerste gaan we uit van typische situaties: “to understand [human acts] it is sufficient to find typical motives of typical actors which explain the fact as a typical one arising out of a typical situation.” Dat wil niet zeggen dat we mensen niet als individuen zien, maar we hoeven niet voor elk individu opnieuw uit te vogelen hoe we onze taalhandelingen moeten vormgeven. Het maakt het slechts eenvoudiger. Daarnaast is exact begrip volgens Schutz niet van belang; gespreksdeelnemers zijn pragmatisch en proberen elkaar te begrijpen tot op een noodzakelijk niveau, hij noemt dit “for all practical purposes”.
“Language is not a formal system, language is glorious chaos.”
In werkelijkheid is taal dus, anders dan wat het personage in xkcd zegt, helemaal geen chaos. Het is waar dat taal zeker geen formeel systeem is. Wederzijds begrip is onmogelijk als we alleen afgaan op het gesproken woord, op de letterlijke betekenis van een uiting. Maar het is ook zeker niet zo dat taal chaos is waarbij we in het wilde weg woorden de wereld in slingeren in de hoop begrepen te worden. Taal is een middel waarmee we onze sociale wereld inrichten en is daardoor ten dele gestructureerd via sociale conventies. Maar die conventies zijn continu aan verandering onderhevig en staan altijd open voor onderhandeling tussen individuen.
We hoeven ons dan ook niet te verzetten tegen mensen die ‘I could care less’ zeggen als ze ‘I couldn’t care less’ bedoelen. Verandering kan leiden tot irritaties en verwarring, maar omdat het slechts conventies zijn kunnen we ons gewoon aanpassen (en dat doen we vaak ook onbewust). Niet voor niets heeft het Merriam-Webster de definitie van literally veranderd; omdat zo veel sprekers het ‘verkeerd’ gebruikten betekent het nu ook het tegenovergestelde van wat literally voorheen betekende. Enigszins random is het dus wel, maar de stelling ‘language is glorious chaos’ gaat dus wat te ver.
Marc van Oostendorp zegt
Zeker, de stelling 'language is glorious chaos' gaat wat te ver. Wat mij betreft geldt dat ook voor 'taal is zeker geen formeel systeem', althans voor het woordje 'zeker' in die zin. Onder een bepaalde, respectabele, visie op de werkelijkheid moet je alles wat géén onvoorspelbare chaos is, kunnen beschrijven met een formeel systeem. Wanneer je vervolgens wetenschappelijk realist bent, geloof je dat dit systeem ook correspondeert met de werkelijkheid – ook dat is een respectabele positie. Wie dus deze twee aannames combineert, komt precies tot de conclusie die jij ontkent. Het gaat te ver om te zeggen dat dit noodzakelijkerwijs de juiste positie is, maar evenzeer om te zeggen dat dit 'zeker' niet het geval is.
Lucas Seuren zegt
Het hangt hier denk ik voornamelijk af van hoe eng je taal definieert. Alle aspecten van taal – syntax, fonetiek, e.d. – kun je probleemloos beschrijven met een formeel systeem denk ik, maar taalconventies volgen veelal niet logisch uit die omschrijvingen. De vorm van taal en de functie zijn niet wat je noemt een-op-een.
Maar goed, het zou kunnen dat al die op het oog semi-willekeurige gebruikersconventies via een formeel systeem te beschrijven zijn, maar dat er gewoon nog niemand is die heeft ontdekt wat dat systeem moet zijn. Dingen uitsluiten in de wetenschap is inderdaad niet heel zinnig.