Soms is het nuttig wanneer iemand een mening verwoordt die je zelf eigenlijk al een tijdje koestert zonder dat je hem zelf al expliciet hebt gemaakt – omdat je dan ineens beseft wat er niet klopt aan die mening. Dat overkwam me eergisteren toen ik een lezing bijwoonde van de Britse wijsgeer David Carr die zijn publiek voorhield dat goede universitair docenten altijd óók de klassieke deugden zoals eerlijkheid en moed moeten voorhouden en voorleven aan hun studenten.
Ik was ik op een onnaspeurlijke wijze beland op een congres van Europese universitaire bestuurders, die me hadden uitgenodigd om iets te vertellen over mijn ervaringen met het maken van een MOOC. Maar ik mocht ook bij de andere lezingen zijn, die allemaal een of ander raakvlak hadden met onderwijs, al moet ik toegeven dat universitaire bestuurders zich op zulke hoge niveaus van abstractie begeven dat mij niet altijd precies duidelijk was wat het verband was.
Respect
Dat gold in ieder geval niet voor Carr, die in zijn lezing een moderne aanhanger bleek van de ideeën van Aristoteles: geen enkel vakgebied is los te zien van de moraal een goede leraren brengt zijn leerlingen niet alleen zijn vak bij, maar vormt zijn leerlingen ook door het te tonen hoe ze goed moeten leven. En goed leven is zich vormen in de deugden.
Carr probeert dit oude idee een nieuwe plaats te geven in het onderwijs op allerlei niveaus: zowel op de universiteiten als op scholen. Omdat literatuur volgens hem helpt bij het vormen van een goed karakter, heeft hij voor Britse scholen een programma ontwikkeld waar de leerlingen aan de hand van Britse literaire werken leren bespiegelen over hoe je een goed mens kunt zijn. Leraren moeten volgens Carr zich ook zelf trainen in de klassieke deugden – en vooral natuurlijk ook in de deugeden die rechtstreeks verband houden met het verwerven van kennis wat Aristoteles de ‘epistemische’ deugden noemt, zoals nieuwsgierigheid en geloof in en respect voor de waarheid.
Waardenpakket
Dat klinkt allemaal heel goed. Je studenten niet alleen vertrouwd maken met de geplogenheden van de autosegmentele fonologie maar ze tegelijkertijd ook nog tot goede mensen maken, wie wil dat nu niet?
Maar tijdens de lezing viel me ineens in dat er toch wel een ernstig probleem bestaat als je zoiets wilt implementeren in het onderwijs: hoe om te gaan met studenten en docenten die helemaal geen boodschap hebben aan een ethiek die gebaseerd is op deugden? Die zich bijvoorbeeld liever baseren op een verzameling regels waaraan ze zich willen houden, zoals de Koran of de Nederlandse grondwet? Kunnen orthodoxe gelovigen geen autosegmentele fonologie doceren? Moet minister Plasterk als hij zich meldt als eerstejaars eerst een ander ethisch waardenpakket bijgebracht krijgen?
Eigen keuze
Omdat ik alles doe voor jullie blogpostgenot, sprak ik Carr daar na zijn lezing op aan. In een multiculturele samenleving kunnen we toch niet hele groepen van bijvoorbeeld orthodoxe gelovigen uitsluiten van het onderwijs omdat ze menen dat een goed mens niet bezig is zijn particuliere deugden te ontwikkelen, maar zich bijvoorbeeld onderwerpt aan God.
Volgens Carr was ieder waardesysteem, ook een geloof, uiteindelijk ook gebaseerd op deugden. Gehoorzaam zijn aan de wet is ook een deugd. Maar, opperde ik nog, dan zijn sommige van die deugden toch in conflict met elkaar? En dan moet ieder mens toch een eigen keuze daarin maken.
Leuteren
Carr vertelde toen over de katholieke ethicus Alasdair McIntyre die om die reden voorstond dat mensen met verschillende waardesystemen hun eigen onderwijs opzetten: de katholieken, natuurlijk, maar dan ook de moslims, en de mensen die met minister Plasterk de Grondwet als moreel kompas hebben gekozen, en dan natuurlijk de pure Aristoteleanen. Iedereen oefent zich dan in de deugden die hijzelf het belangrijkst vindt.
Maar Carr was daar niet voor, zei hij, het zou het doel, om een gemeenschappelijke morele basis te vinden, voorbij schieten. Maar net toen ik hem wilde vragen hoe het dan wel moest, moesten we terug de zaal in, want tijdens een bijeenkomst van Europese universitaire bestuurders gaat men natuurlijk niet maar een beetje staan leuteren over de moraal.
Lucas Seuren zegt
Een gemeenschappelijke morele basis sluit religie natuurlijk inherent uit, aangezien de oorsprong van religieuze moraliteit niet wat je noemt strookt met onze moderne, westelijke moraliteit. Moderne religieuze moraliteit is dan ook veelal alles behalve religieus.
Maar daarentegen zou een overheidsinstituut zich ook niet bezig moeten houden met het onderwijzen van moraliteit, dat wil zeggen, een andere moraliteit dan die van kritisch denken. Elke moraliteit zou open moeten staan voor discussie (en natuurlijk is dat ook een moraliteit), en indoctrinatie van een vastgelegde gemeenschappelijke moraal via onderwijs sluit dat per definitie uit, waardoor je een gemeenschappelijke moraliteit krijgt met geen andere reden dan dat een groepje (ongetwijfeld blanke, grijze mannen) ooit besloten heeft dat dat de moraliteit moet zijn.
Overigens ben ik ook geen fan van religieus onderwijs, omdat het onmogelijk is om iemand op te leiden tot zelfstandig, kritisch denkend mens als de kennis die wordt onderwezen getoetst moet worden aan wat acceptabel is voor de religie.
Studenten (en scholieren) moeten bekend zijn met ethiek en moraliteit, en vooral er zelf over kunnen nadenken en argumenteren. Een andere rol hoeft de docent niet te hebben op dat gebied.
Marc van Oostendorp zegt
De vraag is dan: ben je als docent er niet verantwoordelijk voor als (ex-)studenten de bij jouw verworven kennis op een immorele manier inzetten? Als ze de methoden van de pragmatiek en de discourse analyse – ik noem maar wat – inzetten om anderen beter te misleiden en te manipuleren? Ik ben daar niet over uit. Maak je het je als docent niet te gemakkelijk door de beslissing daarover bij een ander (de student zelf, de docent van een speciaal vak beroepsethiek, e.d.) te leggen?
En hoe dan bij vakken waar deze kwesties nog prangender zijn – rechten, medicijnen?
Lucas Seuren zegt
Misschien heb ik het verkeerd verwoord, maar als er procedures zijn voor hoe onderzoek uitgevoerd wordt dan dienen die wel onderwezen te worden. Dus ook de ethische en morele. Maar studenten moeten daarbij vooral onderwezen worden om daar ook zelf over te kunnen nadenken, zodat ze kritisch kunnen reflecteren op wat gebruikelijk is en ze niet blind aannemen dat het goed is omdat de docent het zegt (en dat gebeurt nu gewild of ongewild vrijwel standaard door de manier waarop onderwijs is opgezet). Met andere woorden, ze moeten weten welke normen er zijn en vooral waarom die er zijn. Maar ze moeten niet verteld worden dat dit dé goede normen zijn.
Maar wat een student vervolgens doet met die kennis lijkt me de verantwoordelijkheid van de student.
Marc van Oostendorp zegt
Het is een interessante kwestie. Ik zie jouw kant van de zaak wel – het lijkt me de standaardopvatting van 'neutraal' onderwijs – maar er zit ook een andere kant aan de zaak.
In de eerste plaats is ook deze gedachte gebaseerd op een bepaald idee over normen: 'je moet niets blind aannemen van je docent' stelt zelf denken boven gehoorzaamheid. Ook dat is een morele keuze waar de student het niet mee eens hoeft te zijn.
En in ons vak is het misschien niet zo urgent omdat je geen vreselijk grote brokken kunt maken met de onethisch gedrag in de neerlandistiek, maar dan nog. Een tijdje geleden schreef ik over het expliciet als neerlandicus ridiculiseren van het taalgebruik van politieke tegenstanders. Voor een deel zijn de argumenten gebaseerd op kennis (zoals dat er geen correlatie bestaat tussen iemands beheersing van de interpunctieregels en de juistheid van diens politieke inzicht), maar voor een deel zijn ze noodzakelijkerwijs ook moreel: zoiets doe je niet, in een democratisch debat hoort iemand met minder scholing niet *om die reden* minder serieus genomen te worden.
Het is nooit aan de orde geweest, maar ik zou dat standpunt geloof ik ook wel in onderwijs verwerken, aan studenten duidelijk maken dat je mensen niet hoort te ridiculiseren om een spelfout.