Iemand zegt ‘penis’ in het klaslokaal. We lezen in stilte het artikel uit de Groene Amsterdammer dat Margreet Fogteloo in de reeks ‘Boeken die ons leven veranderden’ schreef over Turks fruit. In de eerste alinea van haar stuk heeft ze geprobeerd het boek van Jan Wolkers (1925 – 2007) naar de kroon te steken waar het gaat om de expliciete beschrijving van seksuele handelingen. Ik begrijp dat dat confronterend kan zijn voor sommige leerlingen van vijf havo. Maar Jan Wolkers zou het woord penis nooit gebruiken.
Veel scholieren vinden Nederlands saai. Als je de schoolvakken ordent naar leuk en interessant eindigt het op de tiende plaats, heeft Neder-L uitgevogeld. Dat zou te maken hebben met het gegeven dat de meeste tijd bij het moedertaalonderwijs wordt besteed aan trucjes die je nodig hebt om een tekst te begrijpen, wat het belangrijkste onderdeel is van het centraal schriftelijk eindexamen. De Leidse hoogleraar Ton van Haaften heeft bovendien ontdekt dat wat er op school geleerd wordt over argumentatie niet aansluit bij de actuele wetenschappelijke inzichten en ook niet bij wat gevraagd wordt op het eindexamen. Geen wonder dat er nauwelijks negens en tienen gehaald worden, constateerde de geleerde tijdens een symposium in Heerlen op 18 september jongstleden.
Peter Kortz opperde onlangs op de website van de Volkskrant dat de onaantrekkelijkheid van het schoolvak Nederlands komt omdat het vak sinds 1969 gevangen is in wat hij het communicatief paradigma noemt. Destijds was het een eye opener dat taal primair communicatiemiddel is en pas op de tweede plaats expressiemiddel.
1969 was ook het geboortejaar van de schandaalroman van Jan Wolkers, maar daar zijn we na pakweg een halve eeuw nog niet op uitgekeken.
Ik denk dat het waar is dat taal meer is dan het signaal dat heen en weer reist tussen zender en ontvanger. Het is ook klank en ritme, het is de keten van verhalen, de wieg van de menswetenschappen, de elegantie van de logica, de verzen van onze voorvaderen, de nabijheid van wat ons aan spraak door de mond en keel spoelt en de zoektocht naar betekenissen in hersengebieden die nog niet in kaart zijn gebracht.
En ik denk dat niet wij de taal spreken, maar dat de taal ons spreekt. Uit een wolk van woorden en zinnen kristalliseert soms een opvatting die samenklontert tot een positie die bezit neemt van een lijf in wie wij dan onszelf of de ander ontdekken. Ieder van ons is mens geworden door de verwerving van taal die er al was voor wij er waren. Daar is niets moeilijks of filosofisch aan.
Wel noopt het tot bescheidenheid. Wie zich bewust is van het feit zelf niet de oorsprong van zijn of haar taal te zijn doet er aanvankelijk beter het zwijgen toe. Die beschouwt frame en context en maakt een inschatting van de wervelwind van woorden die hem omringt voor hij er zijn ademtocht aan toevoegt.
Nadat de stilte in vijf havo is doorbroken, vraag ik of er misschien nog iets in de tekst staat wat we niet begrijpen. Op de achterste rij steekt een jongen zijn vinger op en vraagt: vrouwen?
Laat een reactie achter