In zes lange afleveringen, opgebouwd uit zinnen die, net als een symfonie van Gustav Mahler, maar niet tot een goed einde kunnen komen, beklaagt Gert de Jager zich over de nominatiepolitiek die hij rond de VSB Poëzieprijs vermoedt. Als ik zijn moeizame proza ten volle heb doorgrond, is het elk jaar hetzelfde met die prijs, waarbij bepaalde uitgeverijen worden voorgetrokken ten opzicht van andere. Politiek is nooit interessant, dat bewijst De Jager in elk geval, ook al probeert hij zich tegen ‘de gevestigde orde’ af te zetten, wat op zichzelf sympathiek is.
De Jagers aannames kan ik niet allemaal behandelen, maar drie dingen vielen me in negatieve zin op. Ten eerste. Hij schrijft: ‘In een wereld zonder serieuze poëziekritiek en bij een genre dat ongrijpbaar is, is het aura dat een bundel vergezelt het eerste wat ze waarnemen. Hoe zou het anders kunnen?’ Dat is een wel erg zure oprisping, waarin lezers (andere lezers dan Gert de Jager) worden afgeschilderd als willoze slachtoffers van wat uitgevers ze voorkauwen. De pluriformiteit, ook onder lezers, wordt hiermee in een iets te wilde beweging onder het tapijt geveegd. Niet iedereen die niet leest als Gert is meteen, tja, fout.
Ten tweede. De eeuwige wederkeer van het geroep en geween vanuit de marge, over de voorrang die ‘grote uitgeverijen’ krijgen boven ‘kleine uitgeverijen’. Volgens De Jager is ‘er zelfs tot op grote hoogste iets te voorspellen: niet de namen van de bundels die genomineerd zullen worden, maar die van de uitgevers die op de titelpagina zullen staan.’ Ja, nogal wiedes. Want de meeste goede bundels komen nu eenmaal uit bij een van die uitgevers, die nog poëzie uitgeven. Hoe hard De Jager (en de mensen op wie hij zich beroept) ook moppert (mopperen), de beste resultaten van de Nederlandstalige poëzieproductie wordt niet door de kleinere uitgevers verzorgd, maar door de grotere. Ik kan uit eigen ervaring getuigen dat je als kleinere uitgever een tijd kunt meespelen, maar dat het daarna lastig wordt om het niveau van afwerking en de benodigde nevenwerkzaamheden te verrichten.
Gert de Jager zegt
Een stuk in de bekende stijl van Breukers: een mengsel van verdachtmakingen, slecht lezen en persoonlijke aanvallen.
Wat de eerste 'aanname' betreft: 'ze' verwijst niet naar lezers, maar naar juryleden die in korte tijd 114 bundels moeten beoordelen.
Wat het tweede betreft: uitgangspunt van de reeks was de vaststelling dat goede bundels niet genomineerd worden omdat ze bij de verkeerde uitgeverij zitten. Die vaststelling kan eventueel betwist worden, maar dat doet Breukers niet. Overigens is Breukers' verwijzing naar 'de mensen op wie hij zich beroept' een ronduit laffe. De enige op wie ik me beroep is Breukers' voormalige compagnon; aan hem dank ik het rouleerschema. Breukers als wijs geworden ervaringsdeskundige… Moet ik hier een beerput opentrekken?
Ten derde. De tegenstelling tussen POD en druk is een valse. Op een andere manier vals is wat daarop volgt. Ik heb twee bundels gepubliceerd waarvan er een werd genomineerd voor de Buddingh'-prijs. Een mooi succes. Hoe zit dat met de dichter Breukers? En verder is Pfeijffers bundel nu juist de enige waarvan ik stel dat hij ook zonder uitgeversaura door een jury gesignaleerd zou worden. Hoezo rancune?
De slotalinea is uit de koker van de voormalige hoofdredacteur van De Contrabas een uiterst merkwaardige. Als er iemand zelfgeschapen Goliaths heeft bestreden, is het Breukers. Hij maakt er zijn levenswerk van. En ja hoor, in het gezelschap van reuzen voel ik me thuis. In dat van Mahler trouwens ook.
HC zegt
Enkele losse opmerkingen:
– Juryleden zijn ook lezers.
– Waarom zitten "goede bundels" bij de "verkeerde uitgeverij"?
– Een "rouleerschema" o.b.v. een vijftal keuzes? Statistiek van wel héél kleine aantallen.
Gert de Jager zegt
a) Ja, maar lezers in een bepaalde positie. Gewone lezers trekken zich veel minder van zo'n uitgeversaura aan. Dat bewijzen de verkoopcijfers wel.
b) Omdat bepaalde uitgeverijen door de jaren heen een reputatie hebben opgebouwd en andere niet.
c) Ja, maar als er vijf keer op dezelfde plek een ongeluk gebeurt, nemen we ook maatregelen.
HC zegt
a) Juryleden zijn dus eigenlijk per definitie bevooroordeeld, gewone lezers doorgaans niet. En u al helemaal niet?
b) En dus publiceren we onze bundels het liefst bij uitgeverijen met de verkeerde reputatie?
c) Als er volgens één (of zelfs enkele personen) vijf keer een ongeluk is gebeurd, en volgens de anderen niet (of als die anderen niets hebben gemerkt), nemen we géén maatregelen, tenzij die enkeling(en) verwijzen naar passende hulp. Er is een verschil tussen vijf keer ontevreden zijn met/over de keuze van een jury en vijf keer een ongeluk.
Gert de Jager zegt
a) Natuurlijk ben ik bevooroordeeld. Met een sterk vooroordeel ben ik deze serie begonnen. De vooroordelen van zo'n jury vind ik ook zeer voorstelbaar. Zie de laatste aflevering.
b) De grote uitgeverijen geven drie à vier bundels per jaar uit. Zo'n zestien in totaal dus. Wie weet zit er iets goeds bij de andere 98.
c) Voordat we maatregelen nemen, analyseren we doorgaans het probleem. Ik meen vast te stellen dat er inderdaad een probleem is en heb geprobeerd een analyse te geven.