Enkele weken terug kondigde Tempo Team aan dat uit eigen onderzoek was gebleken dat ongeveer een derde van de werknemers lacht om grappen van de baas, ook wanneer die baas niet grappig is. Nou is die bevinding op zichzelf niet heel interessant wat mij betreft, maar wat er onder het oppervlak speelt wel. De mensen die Tempo Team had ondervraagd, waren zich dus bewust (of misschien was het onbewust) van twee cruciale redenen om te lachen: (1) we lachen als we iets grappig vinden en (2) lachen is een sociaal smeermiddel. Beide zijn natuurlijk niet bepaald nieuwe bevindingen, maar zeker de tweede is vanuit interactioneel perspectief erg interessant. Want mijn formulering impliceert dat lachen iets vrijblijvends is, maar zoals de respondenten van Tempo Team zich mogelijk ook realiseerden, is lachen alles behalve dat.
Lachen is de norm
We lachen natuurlijk ook wel eens als we alleen zijn, of als we niemand hebben om direct de lol mee te delen, maar ik zal me beperken tot de situaties waarin lachen een sociale en interactionele functie heeft. De meest prototypische situatie, en dat is ook degene waar Tempo Team naar gekeken heeft, is als een gespreksdeelnemer een grap maakt. Grappen zijn niet anders dan andere taalhandelingen, zoals vragen, verzoeken, of complimenten: ze hebben een respons nodig en die respons is normatief bepaald. Net zoals bij een vraag de norm is dat je antwoord geeft, is het bij een grap de norm dat je erom lacht.
Lachen is de norm
Door Lucas Seuren
Er zijn natuurlijk onproblematische redenen om van die norm af te wijken. Als iemand een vraag stelt kan het zijn dat je het antwoord niet weet; dat kun je zeggen en dan is dat veelal geen enkel probleem. Je laat namelijk zien dat de norm is dat je antwoordt en je geeft aan dat je door omstandigheden niet in staat bent, maar dus wel bereid, om aan die norm te voldoen. Zolang het gaat om kennis waarvan redelijkerwijs verwacht mag worden dat je die mogelijk niet hebt, zal de persoon die de vraag stelt er niet moeilijk over doen. Voor grappen werkt dit iets anders, omdat de set van mogelijke excuses kleiner is; je hebt de grap bijvoorbeeld niet gehoord of niet begrepen. Zolang je maar laat zien dat je wel wilt voldoen aan de normatieve respons, en eventueel op een later punt de grap alsnog waardeert.
Maar stel nou dat je de grap begrepen hebt en perfect in staat bent om te voldoen aan de norm. Op zo’n moment is het een probleem als je niet lacht; je impliceert (en dus communiceert) daarmee namelijk dat de grap niet grappig was. In haar onderzoek liet Gail Jefferson zien hoe ongemakkelijk dat soort situaties zijn: de persoon die de grap maakt en wel lacht zal stoppen met lachen op een manier die suggereert dat er helemaal niks grappigs aan de hand was. In de beleefheidstheorie van Brown & Levinson zou niet lachen dan ook kunnen worden gekarakteriseerd als onbeleefd, omdat je het gezicht van de ander ermee bedreigt; degene die de grap maakt voelt zich niet adequaat gewaardeerd. Als die ander dan je baas is, is het niet zo verwonderlijk dat een grote groep mensen ervoor kiest om toch maar te lachen.
Het belang van lachen in onze cultuur beperkt zich dan ook niet tot dit soort normatieve situaties. Lachen laat zich kenmerken als sociaal smeermiddel in veel andere situaties, zoals wanneer we meelachen met een groep, ook al snappen we de grap niet. En we lachen ook in situaties die niks met humor te maken hebben. Zo liet Gail Jefferson ook zien dat mensen vaak lachen als ze een persoonlijk probleem beschrijven – wat ze troubles telling noemt. Door te lachen laat de spreker zien dat hij het probleem niet al te serieus neemt. Sowieso lachen we vaak in situaties die ongemakkelijk zijn zoals presentaties of sollicitatiegesprekken. En ook hier is het niet de bedoeling dat onze gesprekspartner meelacht; volgens Evan Carr zou in dergelijke situaties meelachen zelfs kunnen aangeven dat je gesprekspartner jou een lagere sociale status toedicht.
Evolutie
Lachen is dus in heel veel situaties een manier om in het gevlij te komen en het is mogelijk onlosmakelijk verbonden met onze menselijke natuur. Mensen zijn een sociale soort, een groepsdier. Zoals Michael Tomasello ook noemt in zijn boek over de oorsprong van communicatie is lachen mogelijk ontstaan als techniek om die groepsbanden tot stand te brengen en te onderhouden. Lachen is dus in de eerste plaats een sociaal smeermiddel, niet omdat het een normatieve respons op een grap is, maar simpelweg omdat ons brein het nu eenmaal op die manier verwerkt. Het enige verschil tussen onze gedragingen en die van andere diersoorten, is dat we er wel enige mate van controle over hebben; wij kunnen doen alsof we lachen, zoals ook de participanten in het onderzoek van Tempo Team. Maar zodra mijn kat kan spinnen om te doen alsof ze blij is, om zo meer snoepjes van me te krijgen, zou de dominantie van de menselijke soort wel eens ten einde kunnen zijn.
Laat een reactie achter