Ik ken weinig dichtbundels waarin de liefde voor het grote getal zo uitbundig wordt gevierd als het deze week met de Herman de Coninck-prijs bekroonde Lichtmeters van Ruth Lasters. Waarom hebben dichters dat niet eerder ontdekt, denk je dan – de wonderlijke poëzie van het heel, heel grote, van de vele lichtjaren.
Dat geldt bijvoorbeeld voor het gedicht Allen dat Laurens Jz. Coster gisteren publiceerde, en waarin de lezer wordt uitgenodigd om uit te rekenen dat 260 jaar 8.204.976.000 seconden bevatten. Maar het geldt ook voor het ook heel mooie Arbeid (ook te vinden via Google Books):
Arbeid
Een mandarijnenhoop
pelbaar in precies één maand, van volle vruchten naar
slechts sikkels sinds de maan verscholen achter
smog. Wij, maanmakers ad interim oranjegouden
schillen los, daarna van elke mandarijn (zo’n miljoen stuks)
alleen het eerste partje en dan dagen later pas het volgende,
op ritme van het afnemende hemellichaam
dat soms plots weer verschijnt
door de mist. Volkomen overbodig pellen wij toch verder dan
als tafereel van nationale uitputting an sich, elkaar zwerend dat
nieuwe maan onzichtbaar is door talloze pikzwarte everzwijnen
gindsboven losgebroken
in onze plaats.
Je kunt dit gedicht lezen als een pessimistische mijmering over de toekomst van de wereld, waarin we steeds meer afval produceren, of als een spel met taalregisters (de zinswending tafereel van nationale uitputting an sich verdient het vele malen en onder allerlei omstandigheden te worden aangehaald, net als wij maanmakers ad interim), of als een improvisatie op mandarijnen en manen (ze beginnen hetzelfde, ze zien er hetzelfde uit en ze blijken allebei iets met maanden te hebben).
Maar je kunt ook dit gedicht ook lezen als een redactiesom: hoe lang doen we over het pellen van een mandarijn?
We weten dat de hoop pelbaar is in precies één maand. We weten ook dat het ongeveer één miljoen stuks betreft. Omdat we al weten dat 260 jaar uit 8.204.976.000 seconden bestaat, bestaat één maand uit ongeveer 2,592,000 seconden. Dus doen we 2,5 seconde gemiddeld over het pellen van een mandarijn. (Het in partjes uiteenhalen duurt vervolgens kennelijk veel langer.)
De verwondering zit hem bij dit alles geloof ik niet alleen in de absurd grote getallen, maar ook dat je als je zaken die op zich overzichtelijk zijn (een maand, een berg mandarijnen) heel precies uiteenrafelt, je vanzelf op die grote getallen uitkomt. Zelfs betrekkelijk kleine dingen zijn uiteindelijk duizelingwekkend groot. Ze omvatten de hele wereld en maken de maan onzichtbaar.
Laat een reactie achter