Opgeschoren, gemillimeterde of spiegelgladde schedels, het is nu het merkteken van ‘revolutionair rechts’. In de 18e en vroege 19e eeuw was dat niet veel anders. Ook toen drukte een kaal hoofd een groepsidentiteit uit. Weliswaar niet van een rechtse, autoritair angehauchte club, maar van een uiterst individualistisch ingesteld gezelschap, maar even hemelbestormend. Wie zich in plaats van met een rijk bepoederde pruik met een gladde schedel liet afbeelden, wilde daarmee immers aangeven dat hij een intellectueel was, een vrijdenker, wars van dogmatisme, authentiek en tolerant. Marleen de Vries, auteur van het goed ontvangen en herdrukte boek Beschaven! Literaire genootschappen in Nederland 1750-1800 (2001), heeft zich nu gestort op 18e eeuwse mannen zonder pruik en doet verslag van haar bevindingen in het nieuwe nummer van de Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman (38,2). Pruiken blijken in minder dan honderd jaar van ‘een onmisbaar sociaal attribuut’ verworden te zijn tot ‘een verachtelijk en ridicuul object, waarmee mannen zichzelf afserveerden als religieus dogmatisch, onecht, ijdel, politiek corrupt, ondemocratisch en vrouwelijk’.
Corruptie komt ook verder uitvoerig en smakelijk aan bod in deze aflevering.
Anna de Haas beschrijft nauwgezet en met cijfers onderbouwd de praktijken van de Haagse notaris Christiaan Schaef (1707-1772), die als geldschieter-oplichter een waarachtige voorloper van het huidige bankiersdom lijkt.
Ton Jongenelen, die eerder de zwendelpraktijken van levensverzekeraar Johannes van der Hey (1726-1812/13) uit de doeken gedaan heeft, belicht in dit nummer een ander facet van deze Van der Hey, namelijk zijn eerdere, weinig succesvolle, carrière als patriots en antiklerikaal pamflettist.
De bijdrage van Henk Looijesteijn aan deze Mededelingen blijft evenzeer aan de zelfkant van de samenleving en beschrijft hoe huwelijks- en identiteitszwendelaar ‘Johannes Cato Kamerling’ zich als namaakarts, onbevoegd predikant en ongediplomeerd rector van een Latijnse school door het leven sloeg tot hij uiteindelijk achter de Middelburgse tralies belandde.
Met deze studie komt er nog geen eind aan deze fascinerende reeks artikelen over schuinsmarcheerders, oplichters en andere 18e eeuwse bedriegers. Rietje van Vliet en Maarten Hell hebben onderzocht wat er bekend is over Tetjeroen, de tot ver in de 19e eeuw legendarische kwakzalver van de Amsterdamse Botermarkt (Rembrandtplein). Niets, is hun conclusie. Tetjeroen is als standwerker en paljas in een Harlekijnspak, deel van het collectieve, 19e eeuwse geheugen, maar zijn afkomst is eerder mythe dan werkelijkheid.
Het nieuwe nummer van de Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman is verkrijgbaar bij de stichting Jacob Campo Weyerman, www.weyerman.nl. Kosten € 15,–.
Laat een reactie achter