Onverwachte taalvragen aan de Nationale Wetenschapsagenda (11)
Door Marc van Oostendorp
Ja! Ik heb een wat verlate inspiratie gekregen voor een goed voornemen: ik ga mijn in augustus een roemloze schijndood gestorven serie ‘onverwachte taalvragen aan de Nationale Wetenschapsagenda’ weer nieuw leven inblazen.
Alleen al onder de hoofdvraag ‘Wat zijn de oorzaken van taalvariatie?‘ worden daar 112 vragen geschaard waarvan de vragenstellers vast nog vol spanning op antwoord wachten. Omdat er verder niemand van mijn vakbroeders antwoord lijkt te willen geven, doe ik het maar. Bijvoorbeeld op de volgende kwestie:
- Wordt het niet hoog tijd om onze vertrouwde maar volstrekt achterhaalde ‘1-taal’ in te ruilen voor de eerste echte ‘2-taal’?Als we praten of schrijven, gebruiken we daar vrijwel altijd ‘1-taal’ voor: puntvormige woorden, gerangschikt in lijnvormige zinnen. We weten niet beter, maar dat zou wel moeten – want die punt-en-lijn-structuur van de taal is alleen ontstaan doordat onze stembanden en trommelvliezen door hun fysiologische hoedanigheden niet goed raad weten met meer complexe benaderingen van de totale realiteit (…). Om wat te noemen, twee woorden (laat staan zinnen) tegelijk verwerken kunnen ze niet – en dus is er veel dat wij mensen onmogelijk kunnen zeggen, of denken. (…)
Strottenhoofd
Het is het soort vraag waarop de wetenschap niet echt een antwoord heeft. De vraagsteller suggereert dat we een geheel nieuw soort taal ontwikkelen en taalwetenschappers zijn niet geneigd om dat te doen. Van een beroepsgroep die er al voor terugdeinst om laten we zeggen een nieuw geslachtsneutraal voornaamwoord te bedenken kun je onmogelijk verwachten dat ze een geheel nieuwe dimensie gaan toevoegen aan de taal.
Toch zit er wel iets in de observatie van de vraagsteller: taal, iedere menselijke taal, is tot op grote hoogte lineair. Je zegt het ene woord na het andere en je zegt in geen enkele taal ooit twee woorden of zinnen tegelijkertijd. De vraagsteller veronderstelt dat dit te maken heeft met het feit dat we nu eenmaal niet twee woorden tegelijkertijd door ons strottenhoofd kunnen duwen en dat is vermoedelijk tot op zekere hoogte waar, maar ook weer niet helemaal.
Voordelen
In gebarentaal kun je in ieder geval in theorie al meer dingen tegelijkertijd zeggen: je zou bijvoorbeeld met je ene hand de ene zin kunnen gebaren en met de andere hand een andere zin. (Sommige gebaren maak je met twee handen, maar doven kunnen meestal wel een oplossing vinden als ze een hand vol hebben, dus dat hoeft hier ook geen probleem te zijn.) Wanneer we dat zouden combineren met gesproken taal zouden we fysiek dus makkelijk drie zinnen tegelijkertijd kunnen zeggen. Het zou nog steeds geen tweedimensionele taal zijn (maar drie parallelle één-dimensionale talen), maar het was een eerste stap.
Maar toch bestaat zo’n manier van communiceren niet. Niet alleen heeft geen taalkundige hem ooit ontwikkeld, hij is ook bij geen enkele menselijke groep ooit aangetroffen. Vanwege de enorme (evolutionaire) voordelen die een dergelijke taal aan zo’n groep zou bieden, is dat vreemd. Het doet vermoeden dat wij het niet kunnen.
Aandacht
En als je je het probeert voor te stellen, begrijp je ook waarom: iemand die twee of drie dingen tegelijkertijd zou zeggen, kunnen we niet volgen, zoals we ook niet twee verschillende mensen die tegelijkertijd praten kunnen volgen.
Het probleem zit hem dus niet zozeer in de fysieke productie, maar ergens in de menselijke aandacht. Het brein kan maar één ééndimensionale zin tegelijkertijd aan.
Jean-Pierre Teitinger zegt
Dit lijkt me een beetje vereenvoudigd. We hebben in ieder geval nu al de mogelijkheid om in drie dimensies te communiceren en we doen het bijna altijd: met hoorbare taal, met gesticulatie en met mimiek. We zeggen uiteraard niet drie heel verschillende dingen ("Ik ben moe" met de mond en "Ik heb honger" met de handen, of zo).
Maar we slagen er wel in om met handen en gezicht nog een betekenis toe te voegen aan de zinnen die we zeggen (bv. emoties, ironie, air quotes…).
We zouden dit ook als twee zinnen kunnen interpreteren: De stem zegt "Ik hou van rozen" maar het gezicht zegt "Dit is helemaal niet waar, ik bedoel het ironisch". Deze twee zinnen, al is de tweede erg impliciet, kan ons brein best aan.
Joop van der Horst zegt
Beste Marc
Hier past een aanvulling. Otto Jespersen heeft er al in 1894 (“Progress in Language”) op gewezen dat talen die gebruikmaken van woordvolgorde-die-betekenis-heeft, evolutionair geavanceerder zijn dan talen die dat niet doen en waarin de lineair aangeboden woorden enkel lineair hun informatie afgeven. In “woordvolgorde-talen” wordt de informatie als het ware op twee niveau’s simultaan verstrekt, en Jespersen beschouwt dat als kenmerk van een “hogere” soort taal. Afgezien van dat “hogere” ben ik het wel met Jespersen eens: woordvolgorde-talen zijn een verdere, latere, evolutionaire trap ten opzichte van talen die dat (nog) niet doen. Zie hierover in mijn boek “Taal op drift” de blzz. 77-80. Enfin, eigenlijk gaat het hele boek daarover.
Marc van Oostendorp zegt
Ja, dat is een interessante toevoeging. Ik ben er eigenlijk van overtuigd dat iedere boodschap in die zin meerdimensionaal is (er zijn bovendien ook nog allerlei verwijzingen naar cultuur en context die meeresoneren). Dat was alleen denk ik niet waar de vraagsteller op duidde.
Marc van Oostendorp zegt
Ja! In deze zin is tonale muziek ook meerdimensionaal: ieder akkoord 'betekent' iets, maar ook de sequentie ervan, de melodie. Een derde dimensie is dan nog de klankkleur (de instrumentkeuze, het arrangement).