Waarover dicht de Nederlander anno 2016? Over tegenstellingen, over het feit dat dingen niet zijn wat ze lijken. Die conclusie kunnen we trekken uit de Turing Gedichtenwedstrijd 2016. Van de gepubliceerde top-100 met gedichten uit die wedstrijd heb ik gisterenmiddag een woordenwolk gemaakt: je ziet hem hiernaast.
Om hem te begrijpen moet je wel weten dat de woorden die in de dagelijkse taal bovenaan staan — de, het, in — weggefilterd zijn. Maar gegeven dat alles blijft maar over als hét dichterlijke woord van 2016.
Maar is het woord van de gebroken verwachtingen. Het lijkt hier wel gezellig, maar onder de tafel ligt een slordig afgebeten wijsvinger. Dat is wel een aardige man, maar hij stemt stiekem op Wilders. Of omgekeerd: de hele stad is in rep en roer maar ik begiet rustig mijn begonia’s.
Wij mensen hebben alleen maar een woord maar omdat de dingen niet zijn op ze lijken. En op die prefilosofische verwondering is een heleboel hedendaagse vaderlandse dichtkunst gebouwd.
Dat geldt ook voor de winnares, ook al schreef die een gedicht waarin op geen enkel moment het woord maar voorkomt. Ook het gedicht van Else Kemps constateert echter aan de hand van een taalverschijnsel dat er iets niet klopt aan de werkelijkheid;
En of het zo door kan gaan
Het verschil tussen wachten en verwachten leerde je
van een kat die twee keer van huis liep en maar één keer terugkwam.
Je denkt aan de zuurstoffles die je opa kunstmatig in coma hield.
Of het zo door kon gaan, vroeg je tante steeds, en op Google Maps
heeft zijn fiets nog drie jaar voor de deur gestaan. Daarna was er
S, de man die zei niet verder te willen en daarom al die tijd gebleven is.
’s Nachts vertel je hem over de keer dat iemand je uitschold
voor ‘hoer’ omdat je stilstond op een zebrapad. Alles wat hij zegt
is dat ‘lopen’ in het Russisch twee werkwoordsvormen heeft,
afhankelijk van of men een bestemming heeft of niet.
Het gedicht richt zich op een verschijnsel dat grammatici aspect noemen. Zoals uit de laatste regels blijkt is het meer iets van de Slavische talen dan van de onze: in die talen beschrijf je aan de vorm van een werkwoord hoever je met een handeling bent. Begin je er net mee? Is het iets dat eindeloos door kan gaan (‘koekjes eten’) of leidt het naar een eindpunt (‘deze appel opeten’).
Het is het verschil tussen wachten en verwachten, tussen op een zebrapad stilstaan of hem oversteken: als je een foto laat zien, kun je het verschil niet zien. Je moet de hele handeling overzien om iets te kunnen zeggen.
Kemps is een een dichter van pas 20 jaar oud, en ik vind dit een knap gedicht. Het valt op een natuurlijke manier in de hedendaagse trend in de dichtkunst: de dingen zijn niet wat ze zijn en dat zien we aan de taal. Maar! Maar Kemps doet dat zonder in modieus gemaar te vervallen. Maar ze geeft er ook een heel zwierige draai aan.
DirkJan zegt
Dat het woord maar in veel gedichten voorkomt vind ik niet vreemd. Maar ik wil nog terzijde opmerken dat er de laatste jaren ook in de gewone taal een algemene 'vermaring' (meerdere malen ergens gelezen) aan de gang is. Mensen gebruiken maar te pas en te onpas en ook als foutief voegwoord voor en. Zoals het maar aan het begin van de tweede zin van mijn reactie.
Wouter van der Land zegt
Maarziekte? Ik vermoed dat niet alleen de drie woorden [de, het, in] zijn weggefilterd, maar ook 'en', 'een' en nog meer. 'Maar' is het enige hoogfrequente woord dat niet is weggefilterd, gok ik.
Marc van Oostendorp zegt
Nee, het gaat om relatieve frequentie vergeleken met een (mij niet bekend) corpus van 'gewoon Nederlands'. Een, de, het, en, e.d. zijn dus niet frequenter in deze gedichten, maar maar wel.
Sybilla Poortman zegt
Het woord 'maar' komt overigens al in de tweede regel van het gedicht voor 😉