Ik ontdekte dat ik wetenschapper wilde worden toen ik als vijftienjarige op vakantie was in Frankrijk en we een rondleiding kregen door een oude boerderij. Onze gids wist over ieder ogenschijnlijk nietig detail – de lamp die daar hing, een scheur in een balk, een vreemd patroon in de deurmat – zo uitgebreid en enthousiast te vertellen dat ik dacht: dat wil ik ook. Over ieder klein detail dat ons omringt wil ik iets weten en iets te zeggen hebben.
Dan is de taalwetenschap een natuurlijke keus, want taal is overal om ons heen. En wanneer je je er eenmaal een beetje in verdiept ontdek je: talen zitten zo vernuftig in elkaar dat je al snel ontdekt dat je nauwelijks één detail kunt analyseren.
Daarom was het Taalportaal, dat we afgelopen zaterdag in Utrecht presenteerden, ook zo’n goed idee: een website waar zoveel mogelijk informatie over de zinsbouw, woordvorming en klankstructuur bij elkaar is gezet, zodat je bij iedere kwestie er van alles bij kunt halen. En dat niet alleen voor het Nederlands, maar ook voor het Fries, al een beetje voor het Afrikaans en hopelijk ooit ook nog voor andere verwante talen zoals het Jiddisch en het Duits.
Gedachteloos
Als onderwerp had ik gekozen voor een verschijnsel dat verscherping heet, al werd vroeger meestal de Duitse term Auslautverhärtung gebruikt, en tegenwoordig de term final devoicing: het feit dat de d van bed in bedden wel als een stemhebbende d klinkt, maar in het enkelvoud precies hetzelfde als de stemloze t in bet. Die d ‘verscherpt’ (verhärt, verdevoiced) daar dus, net als de v in lief, de z in huis en de b in web.
In het Fries gebeurt datzelfde, zij het pas sinds een veel kortere tijd — namelijk sinds de negentiende eeuw, terwijl het in het Nederlands al in de middeleeuwen gebeurd is. (Allerlei andere talen, zoals het Duits en het Russisch en het Turks doen het ook, maar het Engels en het Frans bijvoorbeeld niet.) Je kunt enorm veel leren van dit ogenschijnlijk zo onbeduidende regeltje dat we desalniettemin iedere dag vele malen gedachteloos toepassen. Dat kun je leren uit het Taalportaal.
Tussenin
In het Friese deel wordt er bijvoorbeeld opgemerkt dat er verschil is tussen eagje ‘kijken’ met een stemhebbende g en eachje ‘oog’ met een stemloze ch – terwijl de vormen allebei van hetzelfde woord eag ‘oog’ komen. Je moet de woordstructuur begrijpen, en eigenlijk goed weten hoe een onbepaalde wijs en een verkleinwoord in elkaar zitten om goed te begrijpen waarom dit zo is, en niet bijvoorbeeld andersom. Gelukkig kun je in het Taalportaal van alles opzoeken over verkleinwoorden en onbepaalde wijzen, dankzij het feit dat er niet alleen klanken in worden behandeld, maar ook de structuur van woorden en zinnen.
In het Nederlandse deel wordt dan weer uitgelegd dat verscherping volgens sommige onderzoekers niet absoluut is: sprekers maken soms een minuscuul verschil tussen rad en rat. Dat verschil is zo klein dat het nauwelijks waarneembaar is, maar je kunt het wel meten en het wordt soms ook wel degelijk opgepikt. Als dat waar is – er is nog steeds discussie over – roept dat allerlei vragen op over hoe we klanken precies in ons hoofd zitten: als streng afgebakende categorieën (‘d’, ’t’) of als iets wat er ook tussenin kan zitten.
Het zijn maar twee van de vele kwesties waar je mee geconfronteerd wordt wanneer je dit ene schijnbaar kleine regeltje in onze talen serieus gaat bekijken: hoe maken we woorden? Hoe zit taal in ons hoofd? Dankzij Taalportaal kunnen we dat nu serieuzer bestuderen.
Marcel Plaatsman zegt
Ondanks mijn jeugdige leeftijd spreek ik toch ook meestal van Auslautverhärtung. Zo ouderwets lijkt me dat toch niet, juist in de taalwetenschap is het Duits nog een gebruikelijke wetenschappelijke taal. Maar het Taalportaal is inderdaad wel een ode aan het Engels geworden.
Drabkikker zegt
De formulering op slide 6 van de Prezi verbaast mij een tikje: …changes one phoneme into another. Is dat nu juist niet precies wat er bij final devoicing niet gebeurt? Het lijkt mij dat het foneem hetzelfde blijft, en dat de realisatie ervan verandert naar gelang de positie in het woord. Maar misschien ligt de zaak ingewikkelder dan dat.
Marc van Oostendorp zegt
Het staat er een beetje kort en je mist natuurlijk de mondelinge toelichting, maar het punt is dat de 'allofoon' die het resultaat is van final devoicing sterk lijkt op (of zelfs identitiek is aan) een ander foneem (namelijk de stemloze tegenhanger). De vraag is dan of het resultaat van zo'n proces anders verwerkt wordt dan een proces waarbij een allofoon wordt getriggerd die geen onafhankelijk foneem is (bijvoorbeeld k>g in stemassimilatie – 'zagdoek')'.
Drabkikker zegt
Ah, ik volg. Dank!