‘Ik ben (een) conservatief’ Illustratie: M. van Oostendorp |
Een artikel waarin wordt beweerd dat zelfstandig naamwoorden kenmerkend zijn voor de stijl van politiek conservatieven en die zelf in de titel vier zelfstandig naamwoorden gebruikt tegenover maar één werkwoord, On the grammar of politics – or why conservatives prefer nouns, wat moet je daar van denken?
Het is in ieder geval de bewering van een artikel van enkele politicologen in het tijdschrift Political Psychology. Of het tijdschrift grote standing heeft in dat vakgebied kan ik moeilijk beoordelen – het wordt uitgegeven door uitgeefgigant Wiley, maar dat kan geloof ik zowel goed als slecht uitpakken.
Paren
Het lijkt mij niet veel soeps.
Er worden twee nogal onduidelijke verbanden gelegd. Conservatieven zouden mensen zijn die psychologisch behoefte hebben aan zekerheid. Het klinkt een beetje als een bakerpraatje, en conservatief noch behoefte aan zekerheid worden erg duidelijk gedefinieerd, maar ja, we zijn hier in de wereld van de politieke psychologen, dus die zullen dit wel beter weten. Maar dan het tweede verband: mensen die behoefte hebben aan zekerheden gebruiken liever zelfstandig naamwoorden.
Omdat conservatieven behoefte aan zekerheid hebben en mensen met zo’n behoefte zelfstandig naamwoorden fijn vinden, spreken conservatieven in zelfstandig naamwoorden. Wat heb ik nu aan mijn fiets hangen?
De redenering die onze politiek psychologen ophangen is de volgende: er is een verschil tussen de volgende paren zinnen:
- a. Joop wandelt.
- b. Joop is een wandelaar.
- a. Joop is dronken.
- b. Joop is een dronkenlap.
De a-zinnen met een werkwoord of een bijvoeglijk naamwoord zeggen iets incidenteels over Joop: hij is nu aan het wandelen of wankelen. De b-zinnen, met een zelfstandig naamwoord, geven meer een essentiële eigenschap van Joop: eens een loper, altijd een loper en idem ditto voor een dronkenlap.
- a. Donald Trump is onsterfelijk.
- b. Donald Trump is de koning van de avond.
Aan de fles
In dit geval bedoelt a. een eeuwigdurende waarheid uit te drukken, en b ondanks zijn overvloed aan zelfstandig naamwoorden juist een tijdelijk fenomeen. Naar enige semantische literatuur wordt door de auteurs niet verwezen – zoals in de referentielijst sowieso iedere verwijzing naar enige taalkundige literatuur ontbreekt.
Affijn, gesterkt door wat in de politieke psychologie voor een theoretische onderbouwing moet doorgaan, zijn de auteurs op pad gegaan. Ze deden experimentjes in Polen en in Libanon en onderzochten ook nog wat toespraken van Amerikaanse presidentskandidaten.
De experimenten in Polen en Libanon werkten als volgt. Men liet mensen zich de situatie inbeelden dat Joop aan de fles was en vervolgens gaf men ze de zin Joop…. waarbij ze op de puntjes hun indruk moesten weergeven van wat er aan de hand was. Bovendien werden vragen gesteld waaruit men op wetenschappelijke wijze kon vaststellen hoe conservatief de sprekers waren.
Suspect
Daar kwam dus een, overigens nogal kleine, correlatie uit. Over het gebruik van zelfstandig naamwoorden door individuele politieke partijen zegt dat dus niets, hooguit over een lichte voorkeur voor een bepaalde uitdrukkingswijze in een bepaalde constructie. Gegeven de grote wankelheid van de theorieën die eromheen gebouwd zijn, lijkt mij dat je maar weinig conclusies uit zo’n zwak verband kunt trekken, ook al wordt het dan zowel in het Pools als in het Arabisch gevonden.
Ik vind dat laatste eigenlijk vooral suspect, want Arabische woordvorming werkt echt heel anders dan Poolse, en ‘zelfstandig naamwoorden’ verhouden zich heel anders tot ‘werkwoorden’ in de ene taal dan in de andere. De onderzoekers vinden dat juist een groot voordeel, maar dat suggereert dat er een soort universeel verband is tussen ‘zelfstandig naamwoord’ zijn en zekerheid bieden, maar ik vind dat uiterst duister.
In koor
Tot slot hebben de onderzoekers ook onderzoek gedaan in Amerika. Om niet opgehelderde redenen betreft het hier geen experiment, maar een ordinaire telling van woorden in een corpus van toespraken van presidentskandidaten. Daaruit blijkt dat Republikeinen gemiddeld iets meer zelfstandig naamwoorden gebruiken dan Democraten. Omdat het hier over een overall telling gaat van alle zelfstandig naamwoorden, los van de context, lijkt me dit helemaal een volkomen onbegrepen feit.
Ja, maar het is statistisch significant! hoor ik de politiek psychologen in koor brullen (zonder enig zelfstandig naamwoord deze keer). Maar een zo zwak effect dat een associatie moet bewijzen die uit zulke zwakke theoretische ketens bestaat, daar heb je helemaal niets aan. Dat kan ik heel stellig zeggen, zonder nominaal te hoeven worden: niets heb je daaraan.
Gosse Bouma zegt
Woorden tellen kan soms best een goede methode zijn om meer inzicht te krijgen in hoe verschillende politieke partijen een discussie in hun voordeel proberen te beslechten. Zie bv het fraaie artikel 'Fightin' Words: ' van Monroe et al http://pan.oxfordjournals.org/content/16/4/372.short
die het taalgebruik van Democraten en Republikeinen in verschillende discussies over abortus, defensie, etc. onderzoeken.
Overigens: mijn favoriete voorbeeld van onderzoekers die vergaande conclusies trekken uit taalgebruik is van Keith Chen, die argumenteert dat het systeem van werkwoordstijden van een taal invloed heeft op het spaargedrag van de sprekers van die taal, zie
Chen, The Effect of Language on Economic Behavior: Evidence from Savings Rates, Health Behaviors, and Retirement Assets
https://www.aeaweb.org/articles.php?doi=10.1257/aer.103.2.690
en een recente follow-up:
Roberts SG, Winters J, Chen K (2015) Future Tense and Economic Decisions: Controlling for Cultural Evolution. PLoS ONE 10(7): e0132145. doi:10.1371/journal.pone.0132145
Gaston Dorren zegt
Onderzoek twintig mogelijke correlaties, eis een significantie waarbij de kans op toeval slechts 1 op 20 is en de kans is groot dat je iets vangt. Prutswerk.