Door Michiel de Vaan
bleisteren, bluisteren ww.‘flikkeren’
Middelnederlands bleysteren ‘flikkeren’ (1400–1450, Holland), Vroegnnl. bleysteren (1500–1525);
Vroegnieuwnl. bluysteren ‘schroeien, blaken’ (1573), verbluysteren ‘verzengen, verschroeien’ (1528, Brabant), bluyster ‘blaar’ (1588); Nnl. verblaeysteren ‘verzengen, verschroeien’, blaeysteringhe ‘verschroeiing’ (1629, de Harduyn), verblaesteren (1663). Moderne dialecten: Zeeuws blaoistere ‘flikkeren van vuur’, Drents bluuster ‘winderig, opgeblazen, zwetsend’.
De Tollenaere 1970 geeft een uitgebreide bespreking van de vormen, maar komt niet tot een overtuigende of zelfs maar expliciete etymologie. Hij vergelijkt Mnd. bluse ‘vuurtoren’, blusen ‘signaalvuur aansteken’, Ndd. blüstern ‘heftig waaien’, bleustern‘flikkeren, hevig branden’. Maar uit Germaans *blust-, *bliust- of *blūst- (vormen die men met blozen zou kunnen verbinden) kan alleen Nederlands bluisterenverklaard worden, maar niet bleist- of blaaist-. De Tollenaere vermoedt dat blaaist- een jonge, Brabantse variant van bleist- was, maar het feit dat blaeysteren als eerste in Oost-Vlaanderen gevonden wordt en nog in het modern Zeeuws bestaat, spreekt daartegen.
De verhouding tussen ei in Holland en Vlaanderen en ui in Brabant vinden we vaker bij woorden met een zogeheten “ui2”, d.w.z. een ui die niet uit WGm. *iu of *ū is ontstaan, maar uit andere klanken en niet in alle Westnederlandse dialecten. In sommige gevallen komt die ui uit een oude ei, bijv. in Nnl. wambuis uit Mnl. wambeis, een leenwoord uit Oudfrans wambais. Het ww. vleien, waaruit vlooien als in flikflooien is ontstaan, wijst erop dat ook een voorafgaande l een ei van ronding kan voorzien. Als de ui in bluisteren uit ei is ontstaan, zou blaaisteren de meest oorspronkelijke van alle varianten zijn. De vorm bleisteren kan dan door verkorting uit westelijk *blèèisteren komen, vergelijke de Zeeuwse uitspraak van aa als èè. Door klinkerronding zou tenslotte bleisteren tot bluisteren zijn geworden.
Als deze etymologie juist is kan blaaisteren afgeleid zijn van het ww. blaaien ‘waaien, wapperen; laaien (van vuur), blazen’, in tegenstelling tot wat ik eerder in mijn bijdrage over blein en blaaien (op gezag van de Tollenaere 1970) heb geschreven. Het suffix –steren kan zijn overgenomen van glinsteren, Mnl. ook glīsteren, dat een vergelijkbare betekenis heeft.
Literatuur:
Félicien de Tollenaere. 1970. “(Ver)bluisteren, (ver)bleisteren, (ver)blaaisteren pluisteren (II), fluisteren (II), gluisteren”. Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 86, 1–31.
Laat een reactie achter