Onverwachte taalvragen uit de wetenschapsagenda (16)
Door Marc van Oostendorp
Eva Illustratie: M. van Oostendorp |
Als je iets leert bij het doornemen van de wetenschapsagenda, is het hoe weinig we weten. Heel veel vragen zijn de weerslag van oprechte nieuwsgierigheid – de nieuwsgierigheid die ook voor de onderzoeker misschien ooit de reden was om een vak te kiezen. Maar het antwoord op die vragen weet hij ook na lange studie niet.
Neem de volgende vraag. Hij is volkomen redelijk, en fascinerend. Ja! Hoe zit dat eigenlijk?
- Zijn alle talen terug te leiden op één oertaal? Hoe kan het dat er zoveel verschillende talen bestaan, terwijl we wel denken dat alle mensen uiteindelijk afstammen van één oermens. Stammen al die verschillende talen dan ook af van één oertaal?
Het antwoord op deze vraag is niet alleen op dit moment niet duidelijk, het ziet ernaar uit dat we misschien nooit een antwoord zullen vinden.
Jonger
Ik geloof dat het inderdaad redelijk onomstreden is dat ieder exemplaar van de soort homo sapiens dat op dit moment rondloopt afstamt van hetzelfde individu, Eva. De vraagsteller lijkt echter te denken dat Eva al taal had, en deze overdroeg aan haar nageslacht. Dat is echter lang niet het enige scenario. Het is ook mogelijk dat Eva nog geen taal had, al was ze wel slim genoeg om een taal te ontwikkelen. Het echte ontwikkelen van een taal kan best pas duizenden jaren (en dus vele duizenden generaties) later gebeurd zijn, toen Eva’s nakomelingen zich verspreid hadden over de aarde en allemaal in hun eigen hoekje op een soortgelijk idee kwamen.
Sommige onderzoekers denken dat dit zelfs waarschijnlijk is. Homo sapiens is ongeveer 200.000 jaar oud, maar de eerste kunstvoorwerpen en andere uitingen van abstract, symbolisch denken stammen slechts van 50.000 jaar geleden. Wanneer je dat soort denken koppelt aan taal – en dat doen die onderzoekers – dan is taal dus veel jonger dan de mens.
Verklaren
De hypothese dat we allemaal van één mens afstammen impliceert dus niet onmiddellijk dat onze talen ook allemaal afstammen van dezelfde oertaal. Ook nu worden incidenteel nog weleens geheel nieuwe talen geboren; het bekendste voorbeeld is de Nicaraguaanse Gebarentaal, die ontstaan is toen dove kinderen die nooit gebarentaal hadden geleerd ineens bij elkaar kwamen. Het feit dat zoiets af en toe gebeurt (zij het waarschijnlijk heel zelden), maakt dat het zelfs helemaal niet onwaarschijnlijk is dat sommige talen volkomen ongerelateerd zijn aan elkaar.
Overigens: ook als alle bestaande talen afstammen van één oertaal, hoeven we niet echt verbaasd te staan over de hoeveelheid variatie. Talen veranderen nu eenmaal voortdurend en in allerlei richtingen. En zelfs als taal slechts 50.000 jaar geleden is uitgevonden, is dat mogelijk nog wel tijd genoeg om alle verschillen te verklaren.
Vinger
De bestaande methoden van taalreconstructie voldoen in ieder geval waarschijnlijk niet. Met die methoden kunnen we misschien het Indo-Europees, de gezamenlijke moeder van de meeste Europese talen, vrij goed reconstrueren, maar daarvoor hoeven we maar 5000 jaar terug te gaan (terwijl sommige van de dochtertalen voor 2500 jaar geleden vrij goed gedocumenteerd zijn). Tien keer zover terug (of veertig keer, als de oertaal inderdaad van 200.000 jaar geleden is), dat zit er niet in – daarvoor zijn de gegevens te schaars.
Dat wil niet zeggen dat het niet geprobeerd wordt: zie het Wikipedia-artikel over Proto-World. Alleen is in de eerste plaats die activiteit nogal marginaal en bovendien eigenlijk gebaseerd op de aanname dat er inderdaad een gemeenschappelijke moeder bestaat. De hypothese zegt eigenlijk: als die gemeenschappelijke moeder er was, dan was het woord voor vinger waarschijnlijk zoiets als tik.
Óf die moeder er was, valt niet te bewijzen; misschien kunnen we dat wel nooit.
Wouter Steenbeek zegt
Een erg orthodox antwoord, wat naar leken toe natuurlijk wel eerlijk is – je wilt mensen tenslotte een inleiding op de hedendaagse taalkunde geven. Ik moet er echter wel wat kanttekeningen bij zetten. Natuurlijk: ik ben zelf ook een taalkundige leek, zij het een redelijk goed geïnformeerde, dus vat het alstublieft niet op als probeerde ik u iets te leren…
Ten eerste lijkt het mij helemaal niet zo aannemelijk dat talen zich helemaal los van elkaar ontwikkelen. Het (te) vaak aangehaalde voorbeeld van de Nicaraguaanse Gebarentaal is op zijn minst dubieus. Ten eerste is het weliswaar nobel en ook zinvol om gebarentalen als echte talen op te vatten, maar de vergelijking met gesproken talen gaat op diverse plaatsen mank. Horenden pikken hun taal direct uit hun omgeving op, doven moeten haar op school leren, om maar eens wat te noemen. Toen de mens eenmaal zijn taal had, zal hij die niet meer hebben laten vallen, zoals de verwaarloosde doven in Nicaragua. Ten tweede kwam de NicGT niet helemaal uit de lucht vallen. De verschillende doven hadden hun eigen gebarensystemen, die ze op het instituut aaneenregen – zo lijkt deze gebarentaal al meer op een pidgin of creooltaal. Ten derde pleit de snelle, min of meer spontane vorming van een nieuwe taal juist vóór de aanname dat Homo sapiens al snel nadat hij ontstond een taal had: als de doven van Nicaragua het binnen een paar jaar voor elkaar hadden, waarom zou de oermens dan hebben gewacht tot hij de halve wereld al in zijn bezit had?
Verder ga ik er (voorlopig) inderdaad van uit dat het niet mogelijk is om alle talen van de wereld aan elkaar te koppelen, laat staan om een Proto-Wereldtaal te reconstrueren. Maar het onderzoek naar diverse macrofamilies had hier wel aandacht verdiend. Persoonlijk vind ik de Nostratische en de Amerindische hypothese zeer overtuigend, al is dat waarschijnlijk typisch de visie van een leek. De overeenkomsten in bijvoorbeeld de voornaamwoorden zijn in beide voorgestelde families bijzonder treffend. Passen we het scheermes van Occam toe, dan kan ik alleen maar constateren dat een toevallige overeenstemming veel onwaarschijnlijker is dan een onderliggende verwantschap (hoe veraf ook): dan moeten diverse families uit dezelfde regio, met sprekers die archeologisch aantoonbaar contact hebben gehad en ook nog genetische verwantschap tonen, allemaal gelijkaardige voornaamwoorden hebben ontwikkeld. Nogmaals, misschien heb ik me gewoon niet genoeg in de stof verdiept, maar hopelijk kunt u mij op zijn minst eens uitleggen waarom de taalwetenschap dat soort hypotheses (de Nostratische en dergelijke, niet de Proto-Wereldhypothese, dat is me wel duidelijk) stelselmatig afwijst.
Marc van Oostendorp zegt
Dank je wel, de opmerkingen over de Nicaraguaanse Gebarentaal zijn zinnig. Je kunt met die redenering inderdaad misschien wel alle kanten uit.
Wat het Nostratisch e.d. betreft ben ik ook nauwelijks meer dan een leek; ik heb in ieder geval nog nooit aan taalreconstructie gewerkt. Ik zie in ieder geval niet in waarom Occams scheermes automatisch leidt tot de conclusie dat (een toch tamelijk ingewikkelde) hypothese als het Nostratisch wel waar moet zijn, en het geen toeval zijn. Er zijn bovendien natuurlijk voor dergelijke overeenkomsten ook nog andere potentiële verklaringen: misschien wordt de vorm van pronomina wel door zoveel beperkingen op gebruik e.d. bepaalt dat het aantal logische mogelijkheden sowieso heel beperkt is.
Wouter Steenbeek zegt
Dank u voor uw snelle reactie. Eerst mijn opmerking over Occams scheermes. Wat ik bedoelde was dat de kans op een toevallige overkomst tussen taalfamilies heel klein is: 1 op… waarschijnlijk miljoenen. Dat is niet reëel; een brede taalfamilie met nog marginale sporen is dat wel, zeker als de volkeren die die talen spreken of spraken geografisch verwant zijn.
Overigens kan het met de voornaamwoorden nog een heel andere kant op. De veronderstelde Nostratische talen hebben over het algemeen tot mi en ti terug te leiden vormen voor de eerste respectievelijk tweede persoon enkelvoud. In de Jenisejaanse talen, die daar niet bij horen, is dat āt en ū, in het Maleis saya en anda, in het Zoeloe prefixen ngi- en u, in het Japans bestaan ze nauwelijks. Verder wordt de Nostratische hypothese ondersteund door een groot (en groeiend) aantal cognaten, die niet allemaal even sterk zijn maar wel moeten voldoen aan klankwetten. Ik vond de aanwijzingen op het gebied van de pronomina echter de sterkste en duidelijkste; bovendien neemt dat minder ruimte in en mijn post werd al zo lang.
Toegegeven, ik heb alle informatie hierboven van Wikipedia. (Een echte taalkundige was natuurlijk de bibliotheek wel ingedoken.) Maar het reflectiewerk is van mij.
Marc van Oostendorp zegt
Ik begrijp wat u bedoelt, maar het lijkt me lastig om de waarschijnlijkheidsberekening uit te voeren en dan te bewijzen dat kans(Nostratisch) > kans(pronomina lijken toevallig op elkaar). Ik zeg niet dat u ongelijk hebt, ik weet eenvoudigweg niet hoe je hier zou moeten rekenen.
Marcel Plaatsman zegt
De kans dat de voornaamwoorden op elkaar lijken zou wel eens vrij groot kunnen zijn. De veronderstelde klanken (m- voor de eerste persoon, t- voor de tweede) zijn klanken die ook bij kinderwoorden "mama" en "tata" voorkomen, je zou ze "primitief" kunnen noemen. Dergelijke basiswoorden hebben vaak een simpele structuur met simpele klanken (ook grammaticale morfemen bestaan opvallend vaak uit dergelijke medeklinkers), het lijkt dan juist wat omslachtig om daaruit een verwantschap tussen talen af te leiden.
Het zou wenselijk zijn als de Nostratische verwantschap kon worden aangetoond met abstracte woorden en iets ingewikkelder medeklinkers, zoals dat voor het Indo-Europees al wel is gedaan, maar dat blijkt moeilijk. Ik zou het wel heel mooi vinden als zoiets 'ns lukte, trouwens, dat Proto-Indo-Europees zou toch ook ergens uit moeten zijn ontstaan…
Anoniem zegt
Als ik ook iets mag opmerken:
Het is onjuist dat gebarentaal op school geleerd móet worden. Uit onderzoek naar taalverwervingsprocessen bij kinderen van doven blijkt dat zij de gebarentaal overnemen van hun ouders. Deze kinderen zijn dus in staat te herkennen dat de gebaren als communicatiemiddel dienen. Uit vergelijkingen tussen de verwerving van "gewone" taal en gebarentaal blijkt verder dat gebarentaal door kleine kinderen in vergelijkbare stappen wordt geleerd als andere kinderen gesproken talen leren (eerst basiseenheden zoals klanken, dan enkele woorden etc.).
Hieruit mag dus weer eens geconcludeerd worden dat het leren (en ook het mogelijke ontwikkelen) van taal voornamelijk gebaseerd is op de behoefte tot communicatie (en dus sociaal contact) en op het abstracte cognitieve vermogen om betekeningen te koppelen aan hiervan los staande tekens en deze weer te combineren om tot complexe betekenissen te komen.
Daarom vind ik de argumentatie van Marc van Oostendorp absoluut logisch.
Mvg,
Philipp v. Samson
Liesbeth Koenen zegt
Interessant allemaal. Eén opmerking over gebarentalen leren: er zijn heel veel dove families en tegenwoordig ook horende ouders die gebarentaal gaan leren voor hun dove kind. Dat je ervoor naar school zou moeten is dus niet waar. Horende kinderen van dove ouders pikken ook van kleins af aan gebarentaal op.
Lucas Brouwers zegt
Leuke kwestie! Een kleine toevoeging: het idee dat 'symbolisch denken' pas 50.000 jaar oud is heeft zijn langste tijd wel gehad. Dat zou betekenen dat mensen pas vlak voordat ze Afrika verlieten modern werden. Maar inmiddels zijn in Afrika oudere sporen gevonden van mensen die 'typisch modern'. Kleine mesjes, pijlpunten, verfdozen, kralen, struisvogeleierschalen met fijne patronen, dat soort werk. Ongeveer 77.000 jaar oud.
DirkJan zegt
Nog een opmerking over taal en getallen. U schrijft, 'Het echte ontwikkelen van een taal kan best pas duizenden jaren (en dus vele duizenden generaties) later gebeurd zijn, […]'. Om die duizenden generaties in een wat kleiner perspectief te zetten. Een vrouw krijgt mogelijk zo rond haar 25e kinderen en kun je dan stellen dat er per honderd jaar vier generaties zijn. Voor duizend jaar zijn dat maar 40 generaties en bij 20.000 jaar 800, dat zijn geen vele duizenden generaties. Ik heb daar eerder over nagedacht en ergens hebben we maar betrekkelijk weinig voormoeders nodig om snel en divers te evolueren.
EgbertConnect zegt
Tadaa… waar blijft de oertaal-kaart met overeenkomende woorden.. dit is nog wat te mager in mijn idee: http://ukdataexplorer.com/european-translator/?word=water
Evert zegt
Het noemen van Eva in verband met 'de' oertaal herinnert me aan de speurtocht van Mozeson naar het Edenic(s) ('Edens'; inderdaad, de taal die Ada(a)m en Eva (Chawaa) spraken in Eden). Ik weet dat taalkundigen het nagenoeg unaniem met hem oneens zijn, maar dat terzijde. Ik heb zijn boek zelf trouwens ook nog niet gelezen.
Peter Wigleven zegt
Een interessant boek over dit onderwerp is "The unfolding of Language" van Guy Deutscher(ISBN 978-0-09-946025-1). Interessante theorieën over de metafoor als basis van onze huidige talen. En hoe gemakzucht de wereldtalen steeds eenvoudiger maakt. Een aanrader!
Anoniem zegt
De moedertaal van alle talen ter wereld is het Aramees. Met het Aramees bedoel ik alle semitische talen ( Hebrews, Arabisch, Syriac }. Het verschil zit alleen in de manier van het uitspreken van de letters in het Aramese alphabet.
Voorbeeld:
De letter B kan worden uitgesproken als V,F en O in het Aramese taal. precies hetzelfde gebeurt dit in de Germaanse talen. Bijvoorbeeld: Het Engelse woord "LOVE" is in het Nederlandsch "LIEFDE of LIEF" en in het Duits is dat "LIEBE".
De oorsprong van deze woord is de Aramese woord "LEBA". Dat betekent "Hart". In het Hebrews is het "LEV" en in het Arabisch "LEB".
Een andere woord is "HAVE, HEBBEN, HABEN". Het Aramese woord "HAB" betekent: schenken, geven, werven. "Ik heb een boek" betekent eigenlijk " Een boek is aan mij geschonken".
Het woord "VAN" is het zelfde als het woord "BEN", welke zoon betekent. " VAN DIJK" is hetzelfde als " BEN LADEN".
"Tafel, Table" Aramees " Tableta" in het Arabisch " Tawla" in het Italiaans " Tavolo".
Dit is een kleine voorbeeld van een letter , maar er zijn maar liefst honderden voorbeelden van andere letters.