Door Michiel de Vaan
warempel bw. ‘waarlijk, voorwaar’
Nieuwnederlands warempel (oudste attestatie uit een klucht uit 1720: Warempel, ’t is om long en leever uit te braaken). Waarschijnlijk een vervorming van waratje of warendig, waarvoor zie hieronder. De bron van het element -empel is onduidelijk, aangezien er geen suffix van die vorm bestaat. Een suggestie: warempel komt het eerst in Noordhollandse bronnen voor. Mogelijk bestaat er een verband met Noordhollands remp ‘visafval’ (1661), rempen ‘vis afkeuren’ (1585, Enkhuizen), en/of rempeling ‘er slecht uitziend’ (van gewas) (1791, een dialectvariant van rimpelig).
waratje bw. ‘warempel’
Nnl. weratjen (1694: ’k Loov ’t weratjen ook‘Ik geloof het warempel ook’), waaratje (1721), warattje (1776), waratje (1840), waaratjes (1865).
Een gereduceerde vorm van warentig of waarachtig als modaal bijwoord. Waratje zou van waarachtig kunnen zijn afgeleid met wegval van ch in –achtig, maar een dergelijke wegval is wel ongebruikelijk. De reductie in wer- lijkt eerder op een afleiding van weréntig (zie hieronder) te wijzen, waarbij de -n in de oudste attestatie kan aanduiden dat de schrijver weratjen als verkleinwoord zag. Dan is een reductie van –tig tot *-tie denkbaar, dat als schrijftalig –tje(n) werd opgevat.
warentig bw. ‘warempel’
Nnl. werentigh (1611), werrentich (1646), waerendich (1653), warendig (1714), warentig (1781). Boekenoogen 1897 vermeldt zowel de uitspraak wárentech (met beginklemtoon) als vrentech.
Warentig wordt algemeen als verbastering van waarachtig beschouwd, maar een verandering van -achtig in –entig zou uniek zijn. Bovendien komt waarachtig in het Hollands van de 16e en 17e eeuw nooit met wer- in de eerste lettergreep voor, terwijl Bredero juist steeds wer(r)entich heeft.
Mogelijk is werentigh, warendig afgeleid van het tegenwoordig deelwoord warend van waren ‘waarnemen; waarborgen’. De verschillende vormen warent, warende van dat deelwoord zouden de variatie tussen –nt- en -nd- kunnen verklaren. De variatie tussen war- en wer- kan verklaard worden uit het feit dat de gerekte aa voor r in delen van het Noordhollands vaak als ee klinkt.
Marcel Plaatsman zegt
Bij “warentig” zou het suffix -entig ook naar het voorbeeld van “maltentig” kunnen zijn ontstaan. Dat dat een samenstelling van “mal” en “tentig” is, is natuurlijk niet zo doorzichtig. De variant met klemtoon op de eerste lettergreep is dan wel verrassend, maar misschien te verklaren uit de telwoorden op -entig (negentig, zeventig).
Michiel de Vaan zegt
Maar dat zou betekenen dat men malt- als herkenbaar eerste lid beschouwde, dat zie ik bij deze betekenis niet goed.
Marcel Plaatsman zegt
Het woord zelf wordt er niet meteen doorzichtiger op, nee. ’t Is meer een eigen aanvoelen: ik heb dat suffix nooit als “-tentig” geïnterpreteerd, maar altijd als “-entig”, en gedacht dat het wel weer één of andere ontlening aan het Frans zou wezen (à la “meneuvels”, “krek”, “opsternaat”, nogal vervormd dus).
Marcel Plaatsman zegt
Inmiddels ben ik in “Mooi zoid”, van Pannekeet (over het West-Fries), op het woord “impentig” gestuit. Dat betekent “hol liggend”, gezegd over land. Pannekeet stelt een etymologie voor op basis van het Friese “ynpannich”: “in een pan (= dal) gelegen”, maar verbindt het ook met het woord “pentig”, dat moerassig betekent. Als deze etymologie de juiste is levert dat niet alleen ’n mooi voorbeeld van een ondoorzichtig geworden samenstelling op, maar ook een nieuw rijm op “-entig”.