De taalkundigen zelf kunnen er overigens ook wat van. De hoofdpilaren van de grammaticawetenschap zijn de fonologie, de syntaxis en de semantiek. De semantiek is op veel universiteiten niet bij letteren maar bij filosofie/logica ondergebracht. Dat bevordert de communicatie niet bepaald en je wordt gemakkelijk uit elkaar gespeeld. De fonologie was van begin af aan een soort ondergeschoven kindje. Veel syntactici (laat staan de semantici) achten de fonologie niet bijster belangrijk hoewel er tal van raakpunten en formele overeenkomsten tussen de desbetreffende subdisciplines bestaan. In Amerika zou het onbestaanbaar zijn dat een linguistics department zich in de rankings kan handhaven zonder goede bezetting van de drie centrale deelvakken fonologie, syntaxis en semantiek.
Taalkunde in Nederland: systematisch uitgekleed!
Door Henk van Riemsdijk
Emeritus hoogleraar Vergelijking van Grammaticamodellen, Universiteit Tilburg
In de jaren 70 en 80 ontwikkelde zich de moderne theoretische taalwetenschap in Nederland in hoog tempo en stond aan de top van Europa. Een ministeriele nota in de 80er jaren stelde vast dat van alle aan Nederlandse universiteiten bedreven takken van wetenschap de sterrenkunde en de theoretische taalwetenschap mondiaal veruit de meest zichtbare en succesvolle vakgebieden waren. Wat doen de universitaire bestuurders en de politici en ambtenaren op het ministerie daarmee? Je zou verwachten dat ze in overleg met de coryfeeën van de desbetreffende disciplines zouden zoeken naar manieren om hun toppositie veilig te stellen, uit te bouwen, te belonen met financiële injecties. Wat gebeurt er in werkelijkheid? Het tegendeel.
De taalwetenschap, deel van de politiek niet bepaald sterk staande letteren en geesteswetenschappen in tijden van financiële bezuinigingen, is stukje bij beetje om zeep geholpen. De wellicht grootste boosdoener was en is het financieringsmodel van de universiteiten. Studentenaantallen en uitgereikte diploma’s bepalen het budget in belangrijke mate terwijl wetenschappelijke prestaties, internationale zichtbaarheid, aantallen publicaties in toptijdschriften, binnengehaalde subsidies en dergelijke nauwelijks in het gewicht vallen. Mijn eigen kleine maar fijne vakgroep Vergelijking van Grammaticamodellen aan de Universiteit Tilburg werd luttele jaren nadat wij het derde millennium binnengestapt waren opgeheven: te weinig undergraduate studenten die allemaal modieuze en vooral makkelijke vakken kiezen en te veel activiteit in de Ph.D. opleiding.
In Nederland ligt dat duidelijk anders. Fonologie is het eerste kind van de rekening. De affaire rond Marc van Oostendorp aan de Universiteit Leiden is daar een tekenend voorbeeld van. Van Oostendorp is neerlandicus en internationaal vermaard fonoloog. Hij kan worden beschouwd als de meest vooraanstaande fonoloog van Nederland en behoort bij de top van de wereld. Hij doet al jaren goed werk voor de Leidse faculteit en universiteit, hoewel zijn hoofdaanstelling bij het Meertens Instituut (KNAW) in Amsterdam is. Tevens is hij met name ook voor Leiden een belangrijk uithangbord, zeer present in de media en altijd bezig om ons vak voor een breed publiek aanschouwelijk te maken. Men had daarom herhaaldelijk in Leiden tegen hem gezegd dat als er een vacature zou komen hij daar natuurlijk een belangrijke gegadigde voor zou zijn, men zou hem graag hoogleraar in Leiden maken.
Recentelijk was er zo’n vacature, een ordinariaat nederlandse taalkunde. En inmiddels is Van Oostendorp te verstaan gegeven dat hij deze positie niet zal krijgen en dat er drie goede candidaten zijn, allemaal syntactici. Een klap in het gezicht van Marc van Oostendorp, de zoveelste klap in het gezicht van de fonologie in Nederland, en opnieuw een poot weggezaagd onder de ooit zo goede internationale reputatie van de taalwetenschap.
In Italië, waar de financiële krisis nog zeer tastbaar is, gaat het slecht met de universiteiten. Er is sprake van een ernstige brain drain van wetenschappers vanuit Italië. Maar de kans is nu aanwezig dat Van Oostendorp samen met zijn vrouw, hoogleraar Italiaanse taalwetenschap in Leiden, Nederland zal verlaten en zich in Italië zal vestigen. Diezelfde weg heb ik overigens zelf bewandeld na de sluiting van mijn vakgroep in Tilburg: vervroegd pensioen en verhuizing naar Italië, waar ik mijn vak kan dienen als free lance onderzoeker, vrij van antiuniversitaire politiek, van domme ambtenaren en van machtgeile decanen.
Anoniem zegt
De Leidse solliciatiecommissie heeft ongetwijfeld een eigen afweging gemaakt. Wat is precies de bedoeling van dit stukje: bij de lezer bewondering, begrip, medelijden wekken? Is het zielig als senior-wetenschappers met afvloeiingsregelingen zich terugtrekken in Toscane, waar het goed toeven is? In mijn ogen zijn dit luxe-problemen van verwende welvaartsmensen wier ego minstens even groot is als hun intellectuele begaafdheid. Neder-L moet zich niet gaan lenen als podium voor dit soort persoonlijke ontboezemingen. Bah!
Hans Broekhuis zegt
Jammer dat u uw identiteit niet bekend maakt. Het stukje gaat dieper dan u suggereert en wel om de geleidelijke afbraak van de taalwetenschap in Nederland (en in het bijzonder om de afbraak van de fonologie, waar nog maar een armzalig beetje van resteert). Nederland had internationaal een zeer goede naam op het gebied van de formele taalwetenschap (en NOG ondanks de moeilijke tijden die deze tak van wetenschap hier doormaakt) en dit wordt stelselmatig ondermijnt doordat bij bezuinigingen niet naar wetenschappelijke output gekeken wordt maar met name naar de inzetbaarheid voor het onderwijs.
Wat dit betreft heeft de Faculteit Geesteswetenschappen in Leiden beslist boter op het hoofd: de bezuinigingen aan het eind van het eerste decennium van deze eeuw bij deze faculteit zijn met name gerealiseerd door inkrimping van het Leiden University Centre for Linguistics en bij de uitvoering van deze inkrimping was inzetbaarheid in het onderwijs het eerste (en feitelijk enige) criterium. Het directe gevolg hiervan was het vertrek van een van onze weinig overgebleven fonologen naar het buitenland; ik heb het over Jeroen van der Weijer die nu gelukkig een hoogleraarpositie in Shanghai bekleedt en een uitmuntende internationale reputatie heeft: zie https://en.wikipedia.org/wiki/Jeroen_van_de_Weijer. Het is maar zeer de vraag of de staten van dienst van veel stafmedewerkers die de toenmalige Leidse reorganisatie “overleeft” hebben ook maar in de verste verte kunnen tippen aan die van Jeroen.
Ja, ongetwijfeld heeft de Leidse sollicitatiecommissie een eigen afweging gemaakt, maar de cruciale vraag is of die afweging op grond van de juist criteria gemaakt is. Als de overweging zou zijn dat Marc een fonoloog is en fonologie geen kern van het curriculum uitmaakt (wat ik op grond van de gebeurtenissen rond Jeroen zeer aannemelijk acht), dan is de overweging vanuit wetenschappelijk oogpunt verwerpelijk.
En dat was m.i. het kernpunt van Van Riemsdijks betoog dat u met uw anonieme kinnesinnerige ad hominem argumenten onder het tapijt probeert te vegen. Ik zeg u na: "Bah!"
Hans zegt
correctie aan het eind van de 2e alinea: overleeft ==> overleefd. Met excuses.
Ariane van Santen zegt
Neem dan ondermijnt eind 1e alinea ook even mee
Hans zegt
Dank je, Ariane. Dat krijg je als je vol passie een reactie schrijft: inhoud is dan even belangrijker dan vorm. Niet dat ik anders geen spellingsfouten maak, hoor!
Anoniem zegt
Achteraf moeten we constateren dat die taalkunde van de jaren 70 en 80 zwaar is overschat. Iedereen had het toen over de transformationele taalkunde, nu hoor je er niemand meer over.
Berthold van Maris