Christiaan Weijts zal binnenkort wel een keer worden uitgenodigd bij het Multatuli Genootschap. Sinds hij onlangs zo gevat uit de hoek kwam en kond deed van de bevinding dat Max Havelaar een ‘afgrijselijke, monumentale baksteen’ was, vindt men het bij het Multatuli Genootschap vast een reuzelollige gedachte om hem een keer uit te nodigen. Want iedereen die de naam Douwes Dekker zonder haperen tien keer kan zeggen, mag daar langskomen.
Dat is de enige redelijke conclusie die we kunnen trekken uit het onlangs verschenen Multatuli Jaarboek 2015. Ongeveer de helft van de artikelen bestaat uit bijdragen aan een dag die het genootschap in november hield en die ging over de vraag of Multatuli een klokkenluider was. Die artikelen zijn overwegend geschreven door lieden die zich zo duidelijk mogelijk geen barst interesseren voor de grote schrijver. De andere artikelen gaan eigenlijk ook niet over Multatuli maar over de vraag waar Frans Kellendonk toen hij in Amerika was zijn exemplaar van Woutertje Pieterse vandaan had (hij had het geleend van de bibliotheek) of wie volgens Jac. van Ginneken de grootste psychopaath was na Douwes Dekker (Lodewijk van Deyssel). Ook wordt een van de grootste en eigenzinnigste figuren uit de negentiende eeuw geëerd met ditjes en datjes over een zonnebrillenverzamelaar die beweert dat hij dé zonnebril bezit en dat Georgina Verbaan in november vorig jaar tweette over een T-shirt met een tekst van Multatuli.
Dat laatste heeft allemaal misschien nog wel een zekere charme – van je held wil je alles weten, nietwaar –, hoewel het ook wel wat beangstigends heeft: wanneer je je moet vastklampen aan iedere keer dat de naam van Multatuli opduikt in Google Alerts, is het einde misschien wel voorbij.
Maar de merkwaardige verhouding van het Multatuligenootschap tot Multatuli blijkt wel het meest uit de bijdragen in het eerste deel, waarin allerlei lieden hun volslagen onkunde naar voren mogen brengen. Op zich is het natuurlijk een aardig idee – Douwes Dekker wás een klokkenluider met alle moed én alle narcisme die daar soms bij komt kijken – maar figuren als SP-Kamerlid Ronald van Raak, columnist Theodor Holman, en zelfs de politica Winnie Sorgdrager, die om joost mag weten welke reden voorzitter is van het genootschap, hebben niet eens de moeite genomen om eens te doen alsóf ze eens in een boek van Multatuli gekeken hebben. Sorgdrager vertelt bijvoorbeeld maar zo’n beetje wat voor associaties ze allemaal heeft bij het begrip ‘klokkeluider’, in proza dat als volgt voortklost:
Woensdagavond was er een uitzending van Zembla op TV. Nou moet je als organisatie altijd blij zijn als Zembla je deur voorbijloopt, maar het levert wel mooie TV op. In het UMC Utrecht zijn twee doden gevallen tijdens operaties. Nu gebeurt dat wel vaker in een ziekenhuis, maar als er iets is gebeurd dat niet had gemoeten en ook niet in de lijn der verwachtingen lag, is dat een calamiteit, die gemeld moet worden aan de IGZ.
En zo voort, en zo verder, bladzijden lang, in een tijdschrift over Multatuli! Op dezelfde manier vindt Holman vooral zijn eigen vader interessant die namelijk weleens een stukje Maleis heeft vertaald, terwijl Van Raak uiteen mag zetten hoe als Van Raak in de 19e eeuw had geleefd, Multatuli een veel fijner leven had gehad.
De enige die er wat van probeert te maken, is Tom Böhm, de vicevoorzitter van het genootschap wiens idee het thema ook was geweest en die tegen beter weten in zijn held tegen álle mogelijke aantijgingen verdedigt (‘Er wordt altijd gezeurd over zijn slechte behandeling van Tine, maar nu juist zij zeurde daarover niet. Integendeek, zij begreep hem als geen ander.’)
In het enige echt ontroerende en interessante stuk in dit nummer gaat het dan ook helemaal niet over Multatuli: een stuk van de journalist Jeroen Wester over de klokkenluider Arthur Gotlieb, die inmiddels alweer meer dan twee jaar geleden zelfmoord pleegde nadat hij bij zijn managers een lange, dikke, goedgedocumenteerde aanklacht tegen wantoestanden bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) had ingeleverd. In enkele bladzijden schept Wester een ijzingwekkend psychologisch portret van de rechtschapenheid en plichtsbetrachting van die man. Douwes Dekker wordt er in het geheel niet bij betrokken en dat is ook terecht, want vergeleken bij Gotlieb was ook hij maar een clown.
Weia Reinboud zegt
Je moet ze niet te hard vallen, ze zijn schoolgegaan.