Een geschiedenis van het Nederlands in 196 sonnetten (80)
Het Nederlandse sonnet bestaat 451 jaar. Hoe is het de taal in die tijd vergaan?
Door Marc van Oostendorp

Tegen iedereen die het druk heeft, zou ik willen zeggen: rs, rs! Dat moet genoeg zijn, ook om het volgende sonnet van Jan Jacob Lodewijk ten Kate te begrijpen:
Bloemkrans voor de liefste
Wanneer, ook dán als de andre teekens zwijgen,
De Ziel heur zucht in kleuren wedergeeft,
De Min heur blos in ‘t rozenblad doet stijgen,
De Erinnring in ‘t vergeet-mij-nietjen beeft;
Als Hope fladdert in de groene twijgen,
De Rous in ‘t loover der cypresse zweeft;
Als Jaloezij de gele tulp doet hijgen,
De Glorie in den frisschen lauwer leeft:Dan diende ik U een bonte krans te schenken,
Waaruit ge U àlle kleuren toe zaagt wenken
Op ‘t levendig fluweel van blad en bloem:
Gij immers zijt mijn liefde, mijn Herdenken,
Mijn Vreugde en Smart, mijn IJver en mijn Roem,
Die ik de mijne in dood en leven noem!
Rous is een vreemd woord, ik ben het in ieder geval nog nooit tegengekomen. Het staat wel in het WNT, waar het lemma doorverwijst naar roes. In dat lemma wordt op zijn beurt weer gemeld ‘in de 17de eeuw was ruis en daarnaast ook rous niet ongewoon’. Er wordt ook gemeld dat het verwant is aan roezemoezen en aan het werkwoord ruis(ch)en. Maar wat het verband is tussen geruis en een roes, dat laat het WNT dan weer onvermeld.
Als het waar is, dan is roes ook verwant aan ruzie, want dat heeft volgens de Etymologiebank ook van ruis, met een logischer verband (wie ruzie maakt, maakt lawaai, en verkeert trouwens ook in een roes). En zo is er een verband tussen allerlei rs-woorden.
Ik denk niet dat J.J.L. ten Kate aan ruzie dacht toen hij zijn sonnet schreef, maar misschien dacht hij behalve aan roes toch wel aan ruisen. Een van de eigenaardigheden van dit sonnet is namelijk weliswaar beweert dat Ziel, Min, Herinnering e tutti quanti bloemen zijn met ieder een eigen kleur die dan samen een ‘bonte krans’ maken, maar dat hij in de beschrijving van de meeste van die quanti vooral praat over zaken die je vooral ook hoort (zuchten, fladderen, hijgen). Ook in het lover van cypressen zweven, zoals Roes doet, lijkt me iets dat je een fijn geluid geeft – een geruis.
Nog even los van wat de etymologische wetenschap ons precies te zeggen heeft over het verband tussen ruisen en de roes, weten we dat die woorden in ons hoofd waarschijnlijk dicht bij elkaar zitten, want dat gebeurt nu eenmaal met woorden die qua klank op elkaar lijken. Dat verklaart waarom je als je niet op een woord kunt komen, soms wel een ander woord kunt noemen dat lijkt op het woord waar je naar zocht. En waarom een dichter soms een woord kan gebruiken waarmee hij het ene bedoelt maar dat qua klank heel dicht in de buurt bij een woord dat heel goed in de context zou passen.
Zo verwijzen ze naar elkaar:
1 de min en de blos op het rozenblad
2 de herinnering en het vergeet mij nietje
3 de hoop en de groene twijgen
4 de ROUW en de lover der cypressen
5 de jaloezie en de gele tulp
6 de glorie en de frisse laurier
In het sextet zet hij het nog een keer op een rijtje:
1 mijn liefde, 2 mijn herdenken, 3 mijn vreugde, 4 en de SMART, 5 mijn ijver, 6 mijn roem.
Laten we ROUS dus maar op een drukfout houden.
In Zangen des tijds, een van de twaalf deeltjes van het verzameld werk van Ten Kate, stat inderdaad ROUW.