President Tsaar op Obama Beach op de voet gevolgd (21/60)
Door Marc van Oostendorp
Deze zomer publiceren nrc.next en NRC Handelsblad de roman President Tsaar op Obama Beach van A.F.Th. van der Heijden als feuilleton. De afleveringen verschijnen ’s ochtends <op de website van de krant>. In de loop van de dag blog ik een bespreking. Vandaag: aflevering 21. <blendle>
Er zijn in mijn ogen twee Nederlandse schrijvers aan wie A.F.Th. van der Heijden het meest schatplichtig is.
De eerste is Harry Mulisch met zijn zoektocht naar betekenis, zijn poging om door middel van een verhaal betekenis te geven aan het leven, om verhalen te maken van onbegrijpelijk gruwelijke gebeurtenissen.
De tweede is Jan Wolkers zijn neiging om verteller en personages diepzinnige observaties of verwijzingen naar kunst in de mond te leggen, zijn neiging om de gruwelen concreet en klein en nabij te maken (een kikker in staat van ontbinding) en vooral zijn zinnelijkheid.
Mulisch is door Van der Heijden in President Tsaar al een keer expliciet genoemd, zoals we aan het begin van deze (in het echte leven zo gruwelijke en onbegrijpelijke) week zagen.
Deze specifieke schatplichtigheid ligt sowieso wat meer aan de oppervlakte: Van der Heijden schreef ooit een eerbetoon aan Mulisch (de novelle Mim), Mulisch noemde Van der Heijden in een van zijn laatste interviews als een ‘opvolger’ en droeg zijn laatste boekje op aan Van der Heijdens overleden zoon.
Landbouwplastic
De verwantschap met Wolkers is naar mijn indruk wat minder besproken, maar bij een – in mijn ogen grandioze – passage als die van vandaag, kun je hem volgens mij zien.
Het gaat niet alleen om de wellust die beide schrijvers duidelijk hebben in het formuleren. Het gaat er ook om dat alle vijf de zintuigen worden aangesproken. Er is, natuurlijk en overwegend, het zien – het witte Hiltersnorretje op de bovenlip van Mazeppa, de geesten die in de warme lucht dansen, het landbouwplastic dat blikkert in het zonlicht als torrenschilden. Maar daarnaast wordt er ook geluisterd – het ‘gonzen en ruzieën’ van vliegen in de wagons –, gevoeld – een ‘plakkerige droogte’ in het verhemelte –, geroken – ‘de pepermuntgeur van Prodent’, de ‘ademstokkende geur van ontbinding’. Er wordt zelfs geproefd, zij het dat naar wodka die ‘naar ouzo’ smaakt (misschien omdat pepermunt en anijs in de verte op elkaar lijken).
Kroon
Alleen al het feit dat zoveel van die indrukken direct of indirect dieren (dode muizen, vliegen, torren – betreffen, doet mij onweerstaanbaar aan Wolkers denken.
Veel van die lichamelijke indrukken zijn negatief: je ziet de landbouwplastic niet, je ziet landbouwplastic, je hoort stilte, je voelt droogte. Alleen de geur verraadt echt dat de dood in de lucht hangt, al probeert men ook die met tandpasta te verbergen. Door al dat verstoppen wordt het gruwelijke feit dat je geliefden zich ook ooit zullen ontbinden alleen maar voelbaarder.
Dat feit, dat was tot nu toe vooral het domein van Jan Wolkers in de Nederlandse letteren. Van der Heijden steekt hem hier naar de kroon.
De A-index van vandaag is 7,4 (gemiddeld).
Laat een reactie achter