Een geschiedenis van het Nederlands in 196 sonnetten (78)
Het Nederlandse sonnet bestaat 451 jaar. Hoe is het de taal in die tijd vergaan?
Door Marc van Oostendorp
De plagiatoren van het verleden hadden buiten het internet gerekend. Nicolaas Beets zal niet vermoed hebben dat hij ooit betrapt zou worden op het zonder bronvermelding overschrijven van Jan Jacob Lodewijk Ten Kate.
De laatste werd in 1892, drie jaar na zijn dood, al niet zo serieus meer genomen, en zijn zo’n vijftig jaar eerder gepubliceerde vertaling van Auguste Barbiers sonnet Michel-Angelo was, dacht de brave Beets vermoedelijk, vergeten:
Wat deed dat frisch gelaat, dat hooge voorhoofd slinken, Gij schepper met paneel, en lier en marmersteen? Geen traan vloeide immer langs uw bleeke trekken heen; Als Dante deed u nooit een glimlach de oogen blinken.Ach, al te zwaar een melk deed u de Muze drinken! Uw liefde voor de Kunst, zij vergde uw hart alleen, En zonder ooit een bruid vermoeid in d’arm te zinken, Zag zij u zestig jaar ‘t driedubbel pad betreên.’t Was al uw aardsch geluk, uw innigst zielsverrukken, Een hemelsche gedachte in ‘t marmer af te drukken, Te ontzetten door uw kracht, beeld van Gods majesteit. Ook, toen gij eindelijk uw avondzon zaagt tanen, Naar Auguste Barbier. |
Que ton visage est triste et ton front amaigri, Sublime Michel-Ange, ô vieux tailleur de pierre! Nulle larme jamais n’ a baigné ta paupière: Comme Dante, on dirait que tu n’ as jamais ri.Hélas! D’un lait trop fort la muse t’a nourri, L’ art fut ton seul amour et prit ta vie entière; Soixante ans tu courus une triple carrière Sans reposer ton coeur sur un coeur attendri.Pauvre Buonarotti! Ton seul bonheur au monde Fut d’ imprimer au marbre une grandeur profonde, Et puissant comme Dieu, d’effrayer comme lui:Aussi, quand tu parvins à ta saison dernière, Vieux lion fatigué, sous ta blanche crinière Tu mourus longuement plein de gloire et d’ennui. |
Nicolaas Beets deed het in 1892 zo:
Hoe somber staart uw oog uit dit vermagerd wezen,
Verheven Michael, die steenen leven deedt!
Daar is nooit traan gezien, die langs die wangen gleed;
Dat ge ooit gelachen hebt doet ge, als bij Dante, vreezen.
De Muzen laafden met te sterk een melk uw dorst;
De alleen-beminde Kunst eischte al uw zestig jaren
Voor de onverpoosde dienst en eer van drie altaren,
En gunde ’t moede hoofd geen rust aan zachter borst.
Arme Angelo, slechts rijk zoolang ’t u mocht gelukken
De grootheid van uw geest aan ’t marmer in te drukken,
En, beeld der almacht Gods, te ontzetten als Zij kan!
Alzoo, toen de oude dag uw kracht en licht deed tanen,
Stierft ge, een vermoeide leeuw met zilverwitte manen,
Een langen dood, vol roems, maar een gebroken man.
Toegegeven, Beets vertaling is beter dan die van Ten Kate. Hij is wat getrouwer aan het origineel: hij roept Michelangelo bijvoorbeeld twee keer rechtstreeks aan, en Ten Kates regel ‘Gij schepper met paneel, en lier en marmersteen?’ is weliswaar didactisch verantwoord. Hij legt vantevoren uit wat het ‘driedubbel pad’ van Michelangelo was – bij Barbier en Beets kom je dat zonder voorkennis niet te weten. Maar een vertaler is nu eenmaal geen uitlegger.
Tegelijkertijd is Beets’ vertaling een beter gedicht dan dat van Ten Kate. Een regel als ‘En gunde ’t moede hoofd geen rust aan zachter borst’ is krachtier dan ‘En zonder ooit een bruid vermoeid in d’arm te zinken’ – ik weet niet hoe diep de arm van uw bruid is, maar ik zink niet makkelijk in die van de mijne, hoe moe ik ook ben.
Maar in het sextet klinkt de oude vertaling toch wel erg duidelijk door. Het beeld van God komt niet uit het Frans, en het zou wel toevallig zijn als beide vertalers op datzelfde idee gekomen zijn, zeker als in dezelfde regel ook nog ontzetten wordt gebruikt, net als even later tanen en manen op elkaar rijmen. Waarbij die manen van de leeuw ook nog zilverwit of zilverblank zijn (ook het zilver staat er niet in het Frans). Vooral de slotregel laat er geen twijfel aan bestaan: de ene vertaler heeft hier wel heel precies naar zijn inmiddels vergeten voorganger gekeken.
Dat het internet nog weer ruim 125 jaar later de ene vertaling zou opleveren bij het zoeken van de andere, daaraan had Hildebrand niet gedacht.
Wouter Steenbeek zegt
Nederland had het internationale auteursrechtenverdrag in 1892 nog niet ondertekend. Ik vraag me ten zeerste af of dit toen strafbaar was. Bovendien zal het destijds heus wel iemand zijn opgevallen: de lezers van Ten Kate en Beets zaten een beetje in dezelfde hoek. Geen van beiden werden ze nog serieus genomen door de kunstwereld, maar de kleine burgerij hield ze in ere. In ieder geval zijn er nog diep in de twintigste eeuw straten naar Ten Kate vernoemd.