Door Truus De Wilde
Njet betekent meer dan nee, dat las u hier al. Naar aanleiding van het strenger maken van de wet op seksuele misdrijven in Duitsland publiceerde deredactie.be de kop: „Neen is neen!“ Voor achtergrondinformatie en duiding van de wet, die hier momenteel voor een groot sociaal debat zorgt, zie bijvoorbeeld Die Zeit of Der Spiegel).
Voor mij waren neen en nee lang synoniemen, zoals ook in het artikel van De Standaard. Ik had nooit enige restrictie in het gebruik geleerd of aangevoeld, en vermoed dat ik ook in mijn eerste colleges taalverwerving de twee als synoniem aangeboden heb.
Tot ik een stukje van Paulien Cornelisse las*, waarin ze beschreef hoe ouders in de trein, ergens tussen Antwerpen en Brussel, tegen hun kleuter „neen!“ zeiden. En dat ze dat hilarisch vond, die gekke Belgen die nog steeds Nederlands uit de zeventiende eeuw spreken!
Natuurlijk moet je als taalwetenschapper daar iets tegen inbrengen. Een klein college met als bottom line: het is niet omdat het in Nederland niet meer gebruikelijk is, dat het ook in Vlaanderen automatisch ouderwets is – denk aan ge/gij. Je eigen ervaring van taal is niet per se geldig voor een ander.
Maar voor dit ene inzicht ben ik Paulien wel dankbaar. Het heeft me geleerd dat je altijd kan bijleren.
*Ik kan het stukje nergens terugvinden, dus dit is een staaltje van selfreported memory, en kan dus afwijken van de werkelijkheid.
Deze blogpost verscheen gisteren op het weblog van de opleiding Nederlands van de Freie Universität Berlin.
Marcel Plaatsman zegt
Zeker geschreven is “neen” inderdaad heel gebruikelijk in Vlaanderen. Artikelen over referenda geven wat dat betreft een aardig beeld: Vlaamse media rapporteren over een “neen”, Nederlandse over een “nee”.
In de spreektaal kun je dan weer de verbogen vorm “neet” (of “niejet”) horen, wat ik als Noord-Hollander natuurlijk altijd wel vertrouwd vond klinken.