Dionyzos-studieën VIII
Op ’t bas-relief, marmerjuweelig, teêrtjes,
Festoent een wijnoogst, feest, dat mij verrukt.
De druivegoodjes klimmen op de leêrtjes
En hebben dra den vollen tros geplukt.
Zij hellen, lachend overlangs gebukt,
En bieden andren goodjes keer op keertjes
’t Zoo zwaar gezwollen ooft, dat over, weêrtjes,
Het godje tuimelt, als omver gerukt.
Een loopt er, torsend ’t korfjen overvol
Met beide knuistjes ’t knellend op zijn bol:
Wanklend de dikke beentjes wijd, wil ’t brengen
Zijn buit den wijnbak toe, waar rythmiesch twee
De trossen dansend treden : Evoé!
Tot most, dien ze u, mijn Dionyzos, plengen!
Louis Couperus (1863-1923)
uit: Dionyzos (1904) (pdf)
Evoé : jubelkreet der bacchanten
- Louis Couperus: wikipedia • dbnl • Couperus-museum • 20 seconden film
- Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail. Aanmelden.
Laat een reactie achter