Door Marc van Oostendorp
Een wereld waarin tieners plaatjes van E.J. Potgieter en Helene Swarts delen via Instagram! Waarin lange rij voor de bioscoop staan vanwege een spectaculaire nieuwe verfilming van Vanden vos Reynaerde! Waarin menigeen een gedichtje van Rosalie Loveling als ringtone heeft ingesteld en de minister-president een avond uittrekt om over Bordewijk te praten!
Er is de afgelopen week enige discussie ontstaan over de bereikbaarheid van dat ideaal, naar aanleiding van de Bert van Selm-lezing die Frits van Oostrom vorige week hield; zie bijvoorbeeld dit stuk van Jona Lendering of dit van Ton Harmsen. (Het stuk staat zelf niet op internet, maar omdat jullie allemaal natuurlijk de Bert van Selm-lezingen steunen, heb je hem ofwel zelf gehoord of anders in een bibliofiel boekje in huis gekregen.)
Van Oostrom luidt de noodklok voor de Nederlandse letterkunde. Deze is nauwelijks op het internet te vinden. Althans, de DBNL is er natuurlijk wel, met inmiddels een zeer ruime selectie van teksten, maar deze ontbeert een ‘voortent’, een manier waarop die teksten voor een breder publiek aantrekkelijk gemaakt kunnen worden. Er moet en kan van alles gebeuren, zegt Van Oostrom, die tegelijk een paar interessante ideeën suggereert. Een Leeswijzer die je op basis van je voorkeuren boeken aanraadt op de manier waarop de Kieswijzer dat doet voor politieke partijen. Een app met voorgelezen gedichten uit alle tijden, zoals Vogala dat deed voor de middeleeuwen. Een volledige MOOC over de Nederlandse letteren.
DWDD
Dat zijn prikkelende gedachten, maar ze zijn misschien wel wat erg ambitieus. Het is net alsof de héle bevolking tegelijkertijd aan de Jacob van Maerlant wordt gebracht, en dan loop je de kans uiteindelijk niemand te bereiken. Nooit gedacht dat ik dit nog eens zou opschrijven, maar er is, denk ik, een doelgroepenanalyse nodig.
Eén doelgroep springt er natuurlijk uit, die van de scholieren, maar ik heb de indruk dat Van Oostrom daar niet op doelt, de relatief vele initiatieven op dit gebied, ook van hemzelf, laat hij onbesproken. Wie dan wel? Over Neerlandistiek en Tzum zegt hij impliciet dat we een te kleine groep bedienen voor wat hij voor ogen heeft en voor Neerlandistiek, met slechts zo’n vijf- tot tienduizend lezers per dag, geldt dat zeker. (Tzum is denk ik wat groter.) Aan de andere kant heb ik ook niet de indruk dat hij meteen aan een dagelijkse rubriek bij DWDD denkt.
Eenrichtingsverkeer
Wij op Neerlandistiek bedienen natuurlijk wel de kern waar het om gaat – onze volgers zijn degenen om wie het gaat. Van Oostrom denkt dat de initiatieven moeten komen van de docenten bij vakgroepen Neerlandistiek en hun studenten. Ik vermoed dat de meeste van dezen Neerlandistiek lezen, en nog net wat meer: ook al afgestudeerde neerlandici die het vak een beetje willen bijhouden en mensen die er niet toe zijn gekomen om Nederlands of een aanverwant vak te studeren maar wel belangstelling hebben.
Dat zijn precies de mensen die zouden kunnen helpen een deel van Van Oostroms idealen te verwerkelijken.
Een probleem met Van Oostroms ideeën is voor mij dat hij te veel blijft vasthouden aan het oude model van wetenschapspopularisatie. Hij ziet wel wat het worldwide web verandert heeft aan de wereld, maar nog niet de minstens even grote slag die de sociale media aan het toebrengen. De wetenschapper doet in het populariseringsmodel onderzoek en af en toe legt hij de resultaten van dat onderzoek uit aan een een groter gehoord, dat aandachtig luistert en vervolgens in vuur ontstoken raakt. Popularisering is eenrichtingsverkeer, en het is dat soort eenrichtingsverkeer dat Van Oostrom voorstaat: meer teksten, video’s en audio.
Samenwerken
Het internet heeft het niet alleen gemakkelijker en goedkoper gemaakt om al dat soort zaken te verspreiden en Van Oostrom heeft helemaal gelijk dat er heel veel ontbreekt, en dat het allemaal veel beter kan. Maar de sociale media verandering popularisering inmiddels in wetenschapscommunicatie: tweerichtingsverkeer, waarbij het publiek ook terug kan praten en dat ook van harte doet.
Dat laatste zorgt voor allerlei nieuwe problemen, zoals een heleboel onrust. Hoe komt de onderzoeker nog ooit toe aan onderzoek als hij de hele dag vragen van nieuwsgierigen over de achttiende eeuw moet beantwoorden? Tegelijkertijd biedt het ook mogelijkheden: samenwerken met al die geïnteresseerden, zoals Ton Harmsen in zijn bijdrage laat zien.
Tussenrokken
De beste manier om een en ander te organiseren lijkt mij door het model van de ui te volgen. In de binnenste kern zit de specialist zijn geleerde artikelen te schrijven over minuscule onderwerpjes die hij slechts met een handjevol collega’s kan delen. Daaromheen zitten allerlei rokken, van kennis die steeds net wat minder specialistisch is en die mensen met elkaar delen, tot we uiteindelijk bij de buitenste rok komen: Angela Schijf die De overwintering der Hollanders op Nova Zembla voordraagt ten overstaan van een uitzinnig publiek op Lowlands.
Er zijn allerlei groepen met wie valt samen te werken: lezers, mensen met een historische belangstelling,mensen die het leuk vinden om aantrekkelijke website te maken. Het wemelt in Nederland van de hoger opgeleiden die niet aan een universiteit werken en het wel interessant vinden om hun steentje bij te dragen, in een van de tussenrokken.
Neerlandistiek zit op een van de tussenrokken. Erg specialistisch zijn we niet, ik denk dat iedereen met een vwo-diploma, soms met enige inspanning, wel kan volgen wat hier gebeurt, en daardoor trekken we net wat meer mensen dan de door Van Oostrom beoogde groep. Met die mensen hebben we contact, en die kunnen dus weer aan de slag, bijvoorbeeld met het materiaal van de DBNL, om daar een voortent aan te bouwen of, liever nog, een nog wat ruimere rok van de ui.
Een interview met Van Oostrom over zijn lezing is te beluisteren via de website van De Taalstaat.
Gert Maas zegt
Onbekend maakt onbemind. Literatuuronderwijs is helaas min of meer verdwenen. Dat is de basis om te komen bij de buitenste rok.
Lucas Seuren zegt
Alleen voorschotelen is niet genoeg, Om maar een cliché te gebruiken: (vwo-)scholieren komen wel in aanraking met literatuur, maar vinden het om wat voor reden dan ook niet leuk. Een probleem is dat onderwijs altijd eenrichtingsverkeer is en dat motiveert nu eenmaal zelden (keuze werkt beter dan dwang). Om even een lekkere drogreden te gebruiken: ik vond literatuur vrij saai op de middelbare school, maar toen ik op de universiteit Nederlands als tweede studie ging doen, had ik veel plezier in het lezen en deed ik alles wat er gevraagd werd.
Marc van Oostendorp zegt
Traditioneel wordt gewezen op de belangrijke rol van de leraar: een goede, enthousiaste docent kan (zelfs in een soort eenrichtingsverkeer) zijn enthousiasme overdragen. Persoonlijk contact blijft denk ik altijd belangrijk, maar een deel van die rol van de leraar kan nu ook worden overgenomen door anderen, via digitale middelen. (Maar misschien ben ik te optimistisch.)
Peter-Arno Coppen zegt
Mee eens, en nog sterker: dit is het moment om samen met die leraar op te trekken. Dat is nog beter dan deels overnemen.
Marcel Plaatsman zegt
De ambitie om iedereen te willen bereiken is inderdaad niet zo realistisch (wel sympathiek natuurlijk). Het gebrek aan doelgroepenanalyse speelt bij meer kunstinstellingen. Je ziet vaak het omgekeerde gedaan worden: musea, concertzalen, bibliotheken en andere instellingen doen vooral hun best om ándere groepen dan de doelgroep te bereiken, kinderen bijvoorbeeld, jongeren in het algemeen, groepen die andere (commerciële) kunstvormen consumeren en daar eigenlijk tevreden mee zijn, maar nu koste wat kost het vertrouwde kunstwereldje in moeten worden gelokt.
Dat lukt zelden, maar wat wel lukt: de eigenlijke doelgroep wordt weggejaagd. Musea vol flitsende schermpjes en kakelende acteurs en lichtbalken en lawaai – ik vind ze niet aangenaam, ik mijd ze, terwijl ik toch een logischer doelgroep ben dan de kinderen waar ze zich zo voor uitsloven. Dat kan de literatuur ook overkomen als wordt ingezet op groepen buiten het doel.
Nu wil ik best aannemen dat dbnl, waar ik zelf een groot fan van ben, nog niet helemaal de doelgroep bereikt. Je kunt dan gericht verbeteringen doorvoeren om dat wel te doen. Wellicht kan ik daar als SEO-tekstschrijver ook nog ’n beetje aan meehelpen. Maar je hoeft die dbnl dus niet aan te passen aan groepen die er toch geen behoefte aan hebben. Kwaliteit boven kwantiteit.