Onverwachte taalvragen aan de Wetenschapsagenda (22)
Door Marc van Oostendorp
De boodschap van de taalwetenschapper over taalverandering is tweeledig: het gebeurt en we kunnen er niets aan doen. Niet alleen kunnen we de taalverandering niet stoppen, we kunnen haar ook niet of nauwelijks een door ons gewenste kant op sturen.
De taal verandert voortdurend, en dat moet komen doordat de mensen de taal veranderen. Alleen kan die verandering kennelijk vrijwel alleen onbewust plaatsvinden. Ons bewustzijn staat machteloos. Dat geldt trouwens niet alleen voor taal, zoals de volgende vraagsteller aan de Nationale Wetenschapsagenda opmerkt:
Hoe komt het dat culturele systemen (b.v. taal,normen & waarden, het sinterklaasfeest, …) zo moeilijk doelgericht te veranderen zijn, terwijl ze intussen toch allemaal veranderen? Als een bepaald woord als discriminerend wordt ervaren, kun je toch niet zo maar ophouden het te gebruiken; de poging van gezagsdragers om een vervangend woord in te voeren, verkeert vaak in het tegendeel (het wordt als ‘politiek correct’ of zo weggezet). Als de regering een bepaalde belastingmaatregel neemt om de lasten ‘eerlijker’ te verdelen, wordt het effect in de praktijk vaak ongedaan gemaakt door veranderingen in inkomenstoedeling elders. Als de leiding van een organisatie besluit dat er anders gewerkt moet gaan worden, blijken ‘oude vormen en gedachten’ vaak verbazend flexibel in de officiële nieuwe werkwijze voort te leven. Enzovoorts. Als je dit overziet, denk je al gauw dat eenmaal bestaande culturele systemen onveranderlijk zijn. Maar dat is, blijkens de geschiedenis, toch ook niet waar! Ongetwijfeld bestaan er in verschillende deelgebieden van de cultuurwetenschappen wel inzichten in de achtergronden van specifieke gevallen van deze paradox. Maar al deze gevallen hebben iets met elkaar gemeen (zie de vraag). Ik stel voor dat taalkundigen, economen, antropologen, organisatiepsychologen, etc. de koppen bij elkaar steken om van elkaar te leren, om zo deze gemeenschappelijkheid te onderzoeken en een beter fundament te scheppen voor het begrip van de paradox en de (on)mogelijkheid van effectief ingrijpen.
Het is voor de taalwetenschap zeker een fascinerende vraag. We zijn zeker de afgelopen decennia heel veel te weten gekomen over hoe talen precies veranderen. Maar waarom iedere taal altijd verandert, daarop ken ik geen bevredigend antwoord. En vooral: waarom kunnen we die verandering niet beïnvloeden?
Gepiept
Onlangs riepen zogeheten ‘niet-binaire’ mensen, die zich mannelijk noch vrouwelijk voelen, op om voortaan ook in het enkelvoud naar hen te verwijzen met hen of met die (Hen komt of die komt). Zou dat lukken? Als taalkundige ben je sceptisch, want persoonlijk voornaamwoorden veranderen maar zelden en dan nog heel langzaam.
Het zou in theorie binnen één generatie gepiept moeten zijn. Als wij het allemaal nu maar een jaar of twintig permanent volhouden, groeit er een generatie op voor wie het volkomen natuurlijk is en die niet beter weet. Dat lijkt me ook voor alle genoemde andere culturele domeinen te gelden.
Verwoedst
Het ligt er dus aan dat het ons niet lukt om zoiets vol te houden: naar mijn idee heeft het vaak te maken met het feit dat je sommige dingen nu eenmaal makkelijk leert als kind, en daarna niet meer afleert of anders aanleert. Dát, en het feit dat kinderen op hun beurt niet zozeer leren wat hen wordt uitgelegd alswel nadoen wat ze om zich heen horen en zien gebeuren, maakt denk ik culturen en talen zo conservatief.
De niet-binairen wijzen erop dat er in Amerika al veel media zijn die they gebruiken als enkelvoudige vorm om niet te hoeven kiezen naar geslacht. Dat is heel loffelijk van die media, maar het is de vraag of het de taal van het dagelijks leven echt verandert, en daarmee het overgrote deel van het taalaanbod dat kinderen horen en waar ze hun eigen taal mee maken. Zelfs de verwoedste mediaconsument onder de zuigelingen hoort nog steeds vaker echte mensen praten. Het zou inderdaad interessant zijn om daarover eens van gedachten te wisselen met cultuurwetenschappers, sociaal psychologen en anderen die aspecten van dit probleem hebben onderzocht.
Lucas Seuren zegt
Maar als iedereen ‘hen’ gaat gebruiken, dan horen kinderen dat om zich heen. En waarom zou ‘hen’ moeilijker te leren zijn? Gezien de enorme diversiteit van talen in de wereld en de enorme veranderingen die talen door de eeuwen heen hebben ondergaan kan ik me moeilijk voorstellen dat dat plots een probleem zou moeten zijn.
Ligt het niet ook aan het soort verandering? Een probleem met politiek correcte veranderingen is dat mensen gedwongen worden hun taal aan te passen, in de hoop dat daarmee de cultuur verandert. De illusie dat we door een term als Marrokaanse-Nederlander te gebruiken ipv allochtoon een bepaalde groep meer als onderdeel van de samenleving gaan beschouwen (een soort indoctrinatie).
Bij een taalverandering als hierboven is het probleem hetzelfde; onze persoonlijk voornaamwoorden zijn een manier om sekse te categoriseren, mogelijk een reflectie van hoe we de wereld zien. Kinderen moeten niet alleen een nieuw PVNW leren, ze moeten leren wanneer het te gebruiken, en hoe kunnen we van een kind (of volwassene) verwachten dat hij/zij op afstand ziet of een ander mens zich man, vrouw, of geen van beide voelt? Je categoriseert hoe je de wereld ziet, en gedachten zijn nu eenmaal niet te lezen.
De logische gevolgtrekking van dit stukje speculeren is dat de oplossing is om nog maar één PVNW te gebruiken voor iedereen. Maar iets in mij zegt dat dat net zo kansloos is, waardoor mijn hypothese dus redelijk op losse schroeven komt te staan.
Marcel Plaatsman zegt
Ach, de ontstaansgeschiedenis van het voornaamwoord “u”, uit een afkorting in geschreven teksten, zou menig taalkundige ook onwaarschijnlijk achten, en toch is het gebeurd. 😉
Peter-Arno Coppen zegt
Je hebt natuurlijk ook (en op latere leeftijd) de conservatieve werking van de vastgelegde cultuur. Boeken en andere geschriften, films, muziek, herhalingen van tv-programma’s. Die houden allemaal op den duur verandering niet tegen, maar ze zorgen wel voor een vastgelegd taalaanbod dat elke vernieuwing zal vertragen. Zeker als die vernieuwing gelegen is in het afschaffen van iets wat vaak voorkomt.
Marc van Oostendorp zegt
Eigenlijk zeg je hiermee: verandering gebeurt door al die conservatieve krachten altijd heel langzaam. Het antwoord op de vraag waarom we niet bewust kunnen ingrijpen is dan misschien dat het in theorie wel kan, maar dat dit een dusdanige lange adem vereist dat het geen enkele politieke kracht gegeven is om beleid op dit punt vol te houden; en zelfs als dat wel zo is, zouden we het misschien nauwelijks nog als bewust ingrijpen herkennen.
Peter-Arno Coppen zegt
Ja, en naarmate de schriftelijke cultuur groter wordt zouden veranderingen ook trager moeten gaan (althans, dat zou de voorspelling dan zijn). Je zou verwachten dat taalverandering sneller kan optreden in een cultuur met meer analfabetisme en minder bovengewestelijke communicatie.