Door Marc van Oostendorp
Een schokkend bericht uit de pyschologie: een voormalige president van de American Psychological Society, Susan Fiske, plaatst in het laatste nummer van het mededelingenblad van die vereniging een gastcolumn waarin ze klaagt over de manier waarop haar collega’s de sociale media gebruiken.
Nee, dat gaat er niet over dat ze de hele tijd zitten te Facebooken tijdens interessante lezingen. Er is iets ernstigers aan de hand: via de sociale media gaan de Amerikaanse pyschologen zich volgens hun vorige voorzitter te buiten aan “uncurated, unfiltered trash-talk”. Individuen worden aangevallen, carrières worden vernietigd. “Zelfbenoemde datapolitie” met zoveel kritiek op websites dat deze er soms bijna onder bezwijken.
Wat is hier aan de hand? De bekende politicoloog Andrew Gelman siggereert op zijn blog Statistical Modeling, Causal Inference, and Social Science (ja, zo kun je je blog ook noemen; het hoeft niet altijd Neerlandistiek te zijn) dat die Fiske alleen maar een beetje hysterisch aan het doen is. Ze is blijven hangen in de goede oude tijd in de sociale psychologie, die van voor 2011 (de grote replicatiecrisis) waarin een artikel dat eenmaal gepubliceerd was in een tijdschrift voor eeuwig en altijd de in steen gebeitelde waarheid zou bevatten.
Vewoest
De tijden zijn veranderd, zegt Gelman. We leven dankzij blogs en Facebook nu in een tijd van permanente wetenschappelijke discussie. Hij suggereert bovendien dat Fiske zelf niet helemaal in de haak zou zijn, dat er in haar eigen publicaties in het verleden behoorlijk wat mis is gegaan met tellingen.
Hoe dat allemaal zit, kan ik in theorie wel nagaan, maar dat laat ik nu maar zitten: het gaat mij niet om professor Fiske, en ik heb bovendien de indruk dat professor Gelman helemaal niet ingaat op waar het Fiske om te doen is. Haar klacht betreft niet zo zeer dat er op blogs fouten in artikelen worden besproken, maar dat er persoonlijke aanvallen worden gepleegd en reputaties worden verwoest.
Open riool
Gelmans giftige reactie bevestigt dat in zekere zin: delen van de sociale wetenschappen zijn de laatste jaren volkomen in het ongerede geraakt. Er worden door buitenstaanders vaak grapjes gemaakt over de neiging van taalwetenschappers om de hele tijd ruzie maken met elkaar, maar vergeleken met de burgeroorlog die er kennelijk bij onze psychologische vrienden woedt, is wat wij tot nu toe gezien hebben slechts wat huiselijk gekibbel.
Je kunt het wijten aan de totale ineenstorting van met name de sociale psychologie nu hun methoden zo ondeugdelijk blijken en alles waar ze in geloofden fout blijkt te zijn. (Allerlei verhalen waarin ook ik heb geloofd – dat je een beetje vrolijk werd als je een pen tussen je lippen hield – blijken op drijfzand gebouwd.) Maar je hoort deze verhalen natuurlijk ook buiten de wetenschap: iedere Nederlander die ook maar iets voorstelt heeft de afgelopen weken in NRC Handelsblad laten weten dat hij niet meer op Twitter zit omdat dit een open riool betreft.
Existentiële crisis
De sociale media hebben ook in ons vak al een heleboel veranderd aan de communicatie tussen vakgenoten, maar tot nu toe is het allemaal heel beleefd. Ik ben bijvoorbeeld Facebook-vrienden met enkele van de belangrijkste protagonisten aan beide zijden in de recent weer opgelaaide discussies over of Chomsky nu wel of geen gelijk heeft, en er valt eigenlijk nauwelijks een onvertogen woord.
Ik vind het tot nu allemaal zelfs wel leuk, het feit dat je min of meer permanent discussies over het vak kunt meemaken, en op de hoogte kunt blijven van de vorderingen van allerlei collega’s ver weg.
Maar dat zegt natuurlijk niets. Het is mogelijk dat de psychologie alleen maar een beetje vooroploopt, omdat het een groter vakgebied is en op dit moment in nóg grotere existentiële crisis verkeert. Het zou best allemaal ook naar ons kunnen overslaan. Houd je Twitter in de gaten!
Marcel Plaatsman zegt
Ik heb nu juist de indruk dat die sociale media meer en meer worden gebruikt om conflict te vermijden. Daarom legt Twitter, als open discussieplatform, het ook af tegen Facebook, waar mensen zich vooral met medestanders omringen en de hele tijd likes hopen te verdienen. ’t Is een grotere verschuiving, we herzuilen. Dat is wel ironisch natuurlijk, internet is juist zo’n geweldig kruispunt van ideeën, maar de internetters kruipen meer en meer in hun schulp. Die ironie maakt ook dat de achterblijvers op Twitter tegelijk een voorhoede zullen zijn, de laatsten die zich met afwijkende meningen omringen, de kluizenaars van het verzuilde internet.
De wetenschap moet zich natuurlijk hoeden voor herzuiling.
Lucas Seuren zegt
Gelman lijkt haar klacht te veranderen: Fiske gaat in tegen het onethische trashtalken via sociale media waarbij er geen enkele controle is, Gelman zegt dat Fiske wil dat theorieën noot bekritiseerd kunnen worden.
Dat is een drogredenering van de zuiverste orde. Nergens suggereert of impliceert Fiske, zelfs niet extreem subtiel, dat theorieën niet bekritiseerd mogen worden. Het zou zelfs gerust kunnen via sociale media. Het artikel gaat in tegen onderzoekers die op de man spelen, die niet bezig zijn met constructieve feedback, maar met persoonlijke, en destructieve feedback.
Kortom, Gelman zet een stroman neer en maakt Fiske daarvoor verantwoordelijk. Er is een plek voor het wetenschappelijk debat, maar Twitter en andere publieke en ongemodereerde fora gebruiken om mensen zwart te maken hoort niet bij de wetenschap. Sowieso hoort mensen zwart maken daar niet bij, maar doe het dan inhoudelijk.
Marc van Oostendorp zegt
Ja, tot op zekere hoogte zou je kunnen zeggen dat Gelmans blog een illustratie is van wat Fiske bedoeld: hij speelt op de man en gaat niet in op de argumenten. Tegelijkertijd brengt hij natuurlijk ook een belangrijk punt naar voren, namelijk dat de klachten over deze vorm van wetenschapscommunicatie misschien óók iets te maken hebben met een conservatief (en schadelijk) geloof in de heiligheid van de gepeerreviewde tekst. Precies de complexiteit van deze interactie tussen Gelman en Fiske maakt het een interessante casus.