Door Marc van Oostendorp
De discussie die er de laatste weken wordt gevoerd over het begrip ‘culturele toeëigening’ komt mij bijzonder goed gelegen. Ik ben namelijk al een tijdje aan het nadenken over de vraag wat het precies betekent dat een verhaal altijd een verteller heeft. Dat lijkt op het eerste gezicht nogal een abstracte, ja, wereldvreemde vraag, maar deze discussie laat zien dat hij belangrijk is voor de samenleving.
Ze woelde al een tijdje, die kwestie van de toeëigening, maar het brandje werd hier in Nederland eigenaardig genoeg aangestoken door een Engels-Amerikaanse schrijfster met een lezing in Australië: Lionel Shriver vertelde op het Brisbane Festival dat ze genoeg had van wat zij beschouwde als al het politiek-correcte gedoe rond die toeëigening. Op sommige Amerikaanse campussen schijnen niet-Mexicanen geen sombrero’s te mogen dragen, vertelde ze, vanonder de eerste provocerende sombrero uit de geschiedenis der wereldliteratuur. En zo zouden blanke schrijvers inmiddels ook bekritiseerd worden omdat ze niet-blanke personen opvoerden in hun boeken.
Het is het soort reactie dat je vaak leest in dit soort discussies: de meest idiote uitwassen van de excentriekste representanten van een groep tegenstanders worden genomen om ook de redelijke opponent uit te schakelen. Dit weekeinde reageerde de jonge schrijfster Karin Amatmoekrim met een interessant en genuanceerd artikel in NRC Handelsblad op de kwestie, waarin ze vooral de wit-Nederlandse reactie op het debat interessant analyseert. Ze plaatst het in het onkreukbare zelfbeeld dat witte middenklasse-Nederlanders nog steeds van zichzelf hebben, als mensen die het immers goed bedoelen en daarom eigenlijk onmogelijk iemand anders kunnen kwetsen.
De schoen wringt
Maar mij, behalve een duidelijke representant van de witte middenklasse in mijn vrije tijd ook nog neerlandistieknerd, interesseert toch ook de theoretische kwestie die hierachter zit: hoe is het mogelijk dat het feit dat bijvoorbeeld Shriver in haar roman The Mandibles een zwarte vrouw opvoert, controversieel kan zijn?
Ik ga er even vanuit dat niet ter discussie staat dat iedereen in zijn of haar eigen koppie van alles en nog wat kan dromen en bedenken over zwarte vrouwen. De fantasie is vrij. Het probleem ontstaat potentieel pas wanneer je die fantasie deelt met anderen, en in ieder geval wanneer je dat doet tussen de kaften van een boek. Het gaat om de presentatie van een fantasie: het verwoorden of verbeelden ervan, dat is waar de controverse begint.
En daarom is het van belang dat een verhaal een auteur is: dat is degene die kan worden aangesproken op het beeld dat in het verhaal gegeven wordt van deze of gene persoon.
Hoewel dit niet Amatmoekrims focus is, zegt ze belangrijke dingen over deze kwestie; dingen die laten zien waar voor haar de schoen wringt:
Kleur is hier [in de roman The Mandibles], zonder dat Shriver het goed in de gaten heeft, politiek; een statement van de progressieve blanke man – die uiteindelijk ook gestraft wordt voor zijn interetnische dwaling. Zijn nieuwe zwarte vriendin blijkt dement en hij voert haar uiteindelijk incontinent, verward en gedesoriënteerd daan een hondenriem door de straten van New York. (…)
Doodgewone liefde van een witte man voor een zwarte vrouw is schijnbaar niet mogelijk.
Onderverdeling
Strikt logisch is die laatste zin een non sequitur. Wanneer je het verhaal vertelt over een man die valt op een zwarte vrouw die vroegtijdig dement blijkt te zijn doe je daarmee strikt genomen geen uitspraken over de mogelijkheid van doodgewone liefde. Maar in de praktijk is het bijna onmogelijk om een verhaal niet te lezen als op de een of andere manier exemplarisch. Zelfs als, zoals kennelijk in dit geval (‘zonder dat Shriver het goed in de gaten heeft’) de auteur eigenlijk niet kan worden verweten dat exemplarische bewust erin te hebben gelegd.
Je kunt dat begrijpen met pragmatische principes als die van Grice. In de taalkunde is het allang heel gebruikelijk om onderscheid te maken tussen een semantische betekenis (wat iets letterlijk betekent, los van de context) en een pragmatische (wat de spreker met het gezegde wil bereiken). In de literatuurbeschouwing is die onderverdeling nog niet zo erg doorgedrongen, maar ik geloof dat het nuttig zou zijn dat wel te doen.
Bijna autistisch
Je gaat ervan uit dat een schrijver nooit zomaar iets zegt, en dat er meer lagen van betekenis zijn dan een verzameling mededelingen over een of andere verzonnen witte man en een of andere verzonnen zwarte vrouw. Als een schrijver de moeite neemt om in een verhaal te vermelden dat een bepaalde man wit is en een bepaalde vrouw zwart, dan gaat de lezer ervan uit dat die schrijver dat niet zomaar doet, maar daar iets mee wil zeggen. Dat is een even onontkoombaar mechanisme als dat jullie de deur dicht doen als ik zeg dat het hier tocht – terwijl ik semantisch daarmee alleen een observatie over de luchtstromen in huis heb gedaan. Als zich een relatie tussen die twee ontwikkelt, geeft dat dus het beeld van hoe zo’n relatie eigenlijk is.
Je zou kunnen zeggen dat dit wel wat naief is van de lezer: weet die niet dat een roman altijd vrij is? Maar dat gaat dan voorbij dat als het erop aankomt iedere lezer meent dat je in een boek een algemener wereldbeeld weerspiegeld vindt – niet alleen maar een of andere uit de duim gezogen casus.
Dat geldt overigens zowel voor non-fictie als voor fictie. Een puber kan zich verschuilen achter de semantische betekenis en alleen bevestigen dat het hier tocht, maar de volwassen samenleving drijft op de impliciete stroom van de pragmatische betekenis. En zo kun je je ook als lezer of schrijver van den domme houden en net doen alsof een verhaal over meneer X en mevrouw Y alleen een verzonnen verhaal is over twee personen. Op een bepaald niveau van logica heb je dan gelijk, maar je negeert daarmee bijna autistisch hoe communicatie werkt.
Arme wijk van Napels
In een ideale wereld valt er uiteindelijk wel iets aan te doen. In een ideale samenleving zijn zwart en wit willekeurige attributen van personen, zoiets als oogkleur: iets wat de schrijver terloops kan vermelden, als detail dat alleen bedoeld is om de zaak wat te verlevendigen. Maar dan zijn we bij wat wél Amatmoekrims hoofdonderwerp is: je kunt als geprivilegieerde witte schrijver wel doen alsof jij al in zo’n wereld leeft, maar het feit dat andere, niet-witte schrijvers wél altijd langs een etnische meetlat worden gelegd (zelfs als in hun werk niets wordt gezegd over de kleur van de man of van de vrouw) laat al zien dat je dan de context eigenlijk niet goed begrepen hebt.
Tegelijkertijd gaat de kritiek op culturele toeëigening in de Angelsaksische wereld natuurlijk verder dan Amatmoekrims uiterst gematigde standpunt – denk na wat de implicaties zijn van het etnische profiel dat je je personages geeft: de vraag of je je als schrijver andermans verhaal mag toeëigenen. Is het werk van Elena Ferrante minder waard geworden nu we weten dat dit werk geschreven is door iemand die vermoedelijk niet zelf uit een arme wijk van Napels komt, en misschien zelfs niet door een vrouw? Daar spelen heel andere kwesties ineens een rol – mag een schrijver behalve een verhaal zich ook reëel bestaande achtergronden indenken? – die waarschijnlijk net zoveel kunnen vertellen over wat een verhaal eigenlijk is.
Lisette Elbers zegt
Een goed stuk. Een vraag: Je schrijft dat een neerlandistieknerd bent. Valt de simpele grammaticale spelling hierbuiten? Citaat onder het kopje: Bijna autistisch: ‘Als zich een relatie tussen die twee ontwikkeld’ en in de alinea daaronder: ‘Maar dat gaat dan voorbij dat als het erop aankomt iedere lezer meent dat je in een boek een algemener wereldbeeld weerspiegelt vindt’.
Marc van Oostendorp zegt
Het antwoord is: ‘simpele grammaticale spelling’ bestaat niet, en zie verder deze blogpost.