Door Marc van Oostendorp
Wat is het toch fijn als de ene held de andere in het zonnetje zet. Dat gebeurt voor mij in het nieuwste nummer van het Journal of Sociolinguistics: Paul Kiparsky bejubelt William Labov <hier €>.
Op mijn lijstje van favoriete taalkundigen staan deze twee heren heel hoog. Allebei hebben ze van alles en nog wat gedaan: Kiparsky schreef onder andere over de metriek van Finse poëzie, het werk van de vader van de taalwetenschap Panini, de manier waarop klemtoon, zinsbouw en betekenis werken in Europese talen, en veel veel meer. Labov is de grand old man van de sociolinguïstiek (het deelgebied dat onderzoekt hoe taal functioneert in de maatschappij), trad als getuige-deskundige op bij rechtszaken in Amerika waarbij dialect een rol speelde, beijverde zich voor erkenning van de manier van praten van African Americans, en nog veel meer.
Ik weet niet wie ik een grotere geleerde vind. Kiparsky is wat meer een alfa en Labov vertegenwoordigt wat meer de gamma-kant van het spectrum dat de taalwetenschap beslaat, maar allebei overstijgen ze die onderverdeling met gemak (en nemen ze onderweg ook nog wat wiskunde mee, als het moet). Wat fijn dat ze dan ook elkaars kwaliteiten ook nog erkennen.
Iedere taal in de wereldgeschiedenis
Het nieuwe nummer van Journal of Sociolinguistics is helemaal gewijd aan Labov, die onlangs (hij is 88) met pensoen is gegaan. Kiparsky heeft de eer gekregen om te schrijven over aspecten van Labovs werk te schrijven die ook mij het meest interesseren: zijn ideeën over taalverandering.
Een van de vragen die de taalwetenschap al eeuwen fascineert is die van zogeheten klankverandering. Wij spreken het Nederlands anders uit dan onze voorgangers van honderd jaar geleden, en zo is het altijd gegaan: iedere taal in de wereldgeschiedenis is altijd veranderd.
Grootste prestatie
In de negentiende eeuw stelde een groep Duitse taalkundigen, de zogeheten neogrammatici, dat klankverandering altijd absoluut is. Wanneer in het Nederlands van Nederland de ij-klank verandert in [aaj] (blaajf baaj maaj, het zogeheten Poldernederlands), dan gebeurt dat niet in sommige woorden wel en in andere niet (blaajf baaj mij), maar in alle woorden in gelijke mate.
Het zijn met andere de klanken die veranderen in een taal en niet de uitspraak van individuele woorden.
Die neogrammatici hebben groot empirisch succes gehad met deze hypothese; ze heeft hen onder andere in staat gesteld om het Indo-Europees te reconstrueren en dat is op zijn beurt lijkt mij de grootste prestatie die de westerse taalwetenschap ooit geleverd heeft.
Woord voor woord
Alleen zijn er altijd ook nare uitzonderingen geweest. Klankveranderingen die juist wel woord voor woord gebeurden. In het Engels valt soms weleens een slot-d of –t weg, maar dat is in ice cream (van iced cream) al wel gebeurd, maar in mashed potatoes nog niet.
Voor Labov konden taalkundigen daar op verschillende manieren op reageren. Je kon bijvoorbeeld die tegenvoorbeelden als, inderdaad, onverklaarde uitzonderingen terzijde schuiven. Of je kon zeggen dat die hele methode van de neogrammatici op drijfzand gegrondvest was: het leek misschien alsof mensen de uitspraak van spraakklanken in één keer veranderden, maar eigenlijk gingen die veranderingen woord voor woord.
Individuele klanken
Labov heeft laten zien dat er eigenlijk twee verschillende zaken aan de hand zijn. Die zogeheten neogrammatische klankverandering gaat erover dat je klanken op een geheel nieuwe manier gaat uitspreken. In het Poldernederlands verandert de ij in een klank die weliswaar lijkt op de oude aai van maai, maar daar toch ook vanaf wijkt: er ontstaat een nieuwe manier van een oude klank uitspreken.
Maar bij die zogenoemde uitzonderingen is er altijd iets anders aan de hand, dan verandert een klank in een andere klank die al bestaat. In het geval van ice cream is de slot-[st] bijvoorbeeld veranderd in een slot-[s]. Aan de uitspraak van individuele klanken verandert dan niets.
Helder
En zo is het volgens Labov altijd: neogrammatische klankverandering gaat over nieuwe uitspraakvormen, uitzonderingen gaan altijd over aanpassingen die binnen het systeem blijven. Bovendien zijn er verschillende factoren in het spel: het eerste soort verandering ontstaat doordat mensen zich, mogelijk onbewust, aan elkaar aanpassen in de uitspraak – een onbewust proces dat altijd doorgaat. Het tweede soort verandering gebeurt omdat het taalsysteem het afdwingt i[stkr]eam heeft wel heel veel medeklinkers na elkaar, en dat kan keurig worden aangepast.
Het is mijn droom voor als ik later oud ben. Echte ontdekkingen te hebben gedaan over taal, als Labov. En daarnaast de ontdekkingen van ander zo helder en respectvol te kunnen uitleggen, als Kiparsky.
Laat een reactie achter