Door Marc van Oostendorp
Wanneer ik het eerder dit jaar verschenen Handig literatuurboek van Willem Wilmink zou moeten samenvatten, zou ik de volgende zin aanwijzen uit dit 470 pagina dikke boek: “Iets dergelijks is mezelf overkomen met de negentiende-eeuwse dominee-dichter Van Charante.”
Dat is het! Daar zit het allemaal in! Niet alleen de stijl van Wilmink, die het persoonlijke (‘is mezelf overkomen’) moeiteloos combineert met grote geleerdheid (Van Charan-wie?). Het lijkt me ook de toverformule voor enthousiasmerend schrijven over literatuur, en dan vooral over oudere literatuur. Je moet weten waar je het over hebt; maar je moet ook niet bang zijn je eigen eigenaardigheden in te brengen.
Blijkens dit boek, dat bestaat uit door Guus Middag uit de nalatenschap bij elkaar geplaatste artikelen, blijkt dat Wilmink die balans keurig wist te bewaren. Het boek is daarmee geen evenwichtige geschiedenis van de Nederlandse literatuur. Het gaat om te beginnen vrijwel alleen over poëzie, en de nadruk ligt sterk op de middeleeuwen en de twintigste eeuw. In de zeventiende eeuw voelde Wilmink zich vooral aangetrokken tot Bredero, zodat Hooft en Vondel nauwelijks aan de orde komen.
Aanstekelijk
Dat willekeurige-persoonlijke maakt overduidelijk de charme uit van het boek. Het werkt zoals een goede leraar Nederlands werkt: door te vertellen waarover hijzelf enthousiast is, leer je niet alleen Willem Wilmink kennen, maar je wordt ook gemakkelijk meegesleept in zijn enthousiasme: toch weer eens Dèr Mouw gaan lezen! En Brandaan!
Doordat er van alles en nog wat door elkaar staat, stukken voor volwassenen én voor kinderen, uitgebreide beschouwingen én kadertekstjes, stukken over één schrijver en stukken over bijvoorbeeld de manier waarop verschillende schrijvers met rijmschema’s omgingen, en omdat het boek smaakvol is vormgegeven en gelukkig geïllustreerd is, is het bovendien een fijn, aanstekelijk boek geworden.
Meesterlijk
Wilmink was, met Gerrit Komrij, natuurlijk een opmerkelijk verschijnsel in de Nederlandse cultuur van het eind van de twintigste eeuw: iemand die de oudere literatuur in de krant telkens weer onder de aandacht bracht van heel veel mensen. Ik ben bang dat we moeten constateren dat die periode inmiddels voorbij is. Kranten publiceren sowieso natuurlijk nog maar mondjesmaat over poëzie, laat staan over die van dode dichters. Wie durft er nog een wekelijkse rubriek aan met beschouwingen over het Egidiuslied en de idioot in bad? (Dat ligt natuurlijk ook niet alleen aan die kranten – het is gemakkelijker te worden dan ooit om iets te publiceren (hier bijvoorbeeld op ons eigen Neerlandistiek) –, maar ook dat gebeurt nauwelijks.)
Fijn daarom dat we Wilmink nog hebben, in dit ‘handige literatuurboek’. Waarbij ik het overigens wel jammer vind dat de geleerde kant een beetje ondergesneeuwd is geweest. Af en toe had er best een voetnoot mogen zijn waarin de lezer op de hoogte wordt gesteld van het feit dat sommige beweringen van enkele decennia geleden (‘Hebban olla vogala is de oudste Nederlandse zin’) inmiddels wel een beetje achterhaald zijn. Dat bijvoorbeeld de Middelfranse originelen van meesterlijk door Wilmink vertaalde gedichten in het boek zijn weggelaten lijkt me ook een onnodig compromis aan het veronderstelde gebrek aan geduld van de lezer.
Willem Wilmink. Handig literatuurboek voor mensen met meer verstand dan opleiding. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 2016. Bestellen bij Athenaeum.
Laat een reactie achter