Een geschiedenis van het Nederlands in 196 sonnetten (91)
Het Nederlandse sonnet bestaat 451 jaar. Hoe is het de taal in die tijd vergaan?
Door Marc van Oostendorp

We verkeren inmiddels waarschijnlijk in ons dieptepunt van de sonnetgeschiedenis. Zó erg is het in de vroege negentiende eeuw met de vorm gesteld dat beroemde sonnetten niet meer als sonnet worden vertaald. Katherina Wilhelmina Bilderdijk voegt aan haar vertaling van Michelangelo eenvoudigweg twee regels toe om tot een gedicht te komen van vier keer vier regels, terwijl ook iedere regel nog één of twee lettergrepen langer is dan het origineel:
Scarco d’un’importuna e greve salma, |
Van de aarde losgemaakt, en van den last ontheven Die mijn bezwaarde ziel welhaast bezwijken deê, Zoek ik, als ‘t ranke schip, den storm ten prooi gegeven, By U, ô Eeuwig God, een kalme havenreê!Uw scherpe doornenkroon, uw wreed doorboorde handen, Uw Godlijk aangezicht, gehoond, verguisd, gesmaad, Zijn me in mijn diep berouw, genadige onderpanden, Waarop zich, en haar hoop, mijn bange ziel verlaat.Zie op mijn zonden niet met uw gerechtige oogen; Maar hou uw arm terug, gereed tot wraak en straf, Op ‘t needrig boetgebed dat opstijgt naar den hoogen; En wasch Gy in uw bloed mijn zondesmetten af!Wanneer my de avondstond des levens eens zal dalen, Verlaat mijn ouderdom dan in zijne onmacht niet; Noch laat het me aan den steun van die Genade falen, Die uit de onpeilbre bron tot schuldvergifnis vliet! |
Katherina’s man Willem maakte overigens óók een vertaling van hetzelfde gedicht dat wel een sonnet was. Dat was een huwelijk, mensen! Lekker Michelangelo vertalen met zijn tweetjes.
Niet alleen aan de vorm heeft Katherina Bilderdijk gesleuteld, ook de toon is behoorlijk anders geworden: calvinistischer. God verandert van mijn lieve Heer (Signor mie caro) in ô Eeuwig God en is inene gereed tot wraak en straf.
Als ik me niet vergis, klinkt ook duidelijk de taal van de Statenvertaling door in deze vertaling van de man die de Sixtijnse kapel beschilderde. Dat heeft soms een vreemd effect; zoals in de eerste regel waarin de spreker klaagt dat hij of zij ‘van den last ontheven’ is.
In het gangbaar taalgebruik is het fijn om van je last ontheven te zijn. Ook in de bijbel komt het zo voor (‘Ik heb zijn schouder van den last onttrokken’, staat er in Psalm 81, een psalm die niet voor niets begint met de regel ‘Zingt vrolijk Gode’.) In dit gedicht moet de zinsnede de ellende echter onderstrepen. Of eigenlijk heeft het een dubbelfunctie: de last deed het scheepje eerst bijna bezwijken, maar nu het ervan ‘ontheven’ is, is het weer veel te licht en ten prooi aan de elementen.
Die ambiguïteit zit in zekere zin ook wel in Michelangelo’s gedicht, maar hier wordt hij benadrukt door de aan de psalmen ontleende zinsnede. De taal van de Statenvertaling zat er diep in bij de Bilderdijkjes – meer dan die van de Italiaanse Renaissance.
Laat een reactie achter