Door Jan Noordegraaf
Enkele maanden geleden was er enige literair-historische reuring in de gemeente Alphen aan den Rijn. Dat had te maken met het feit dat het toen vijftig jaar geleden was dat de dichter J.C. Bloem overleed. Jacques Bloem was in 1887 geboren in het dorp Oudshoorn, dat in 1918 is ingelijfd bij Alphen aan den Rijn. Aan de andere kant van het water ligt nu een bekend vogelpark annex restaurant.
De Alphense initiatiefgroep ‘Dichter bij Bloem’ had de gemeente Alphen aan den Rijn gevraagd om (financiële) medewerking bij het organiseren van een aantal evenementen rond de dichter Bloem. Via een ambtenaar van de gemeente kreeg de groep evenwel een afwijzende reactie. De mededeling luidde: ‘De gemeente kan zich niet committeren aan zijn levenswijze. Jullie hebben toch ook op Wikipedia [sic!] kunnen lezen dat hij niet van onbesproken gedrag was?’. Gedoeld werd onder meer op het feit dat Bloem in de jaren dertig lid is geweest van de NSB.
Blijkens landelijke en lokale perspublicaties bleek men maar weinig ingenomen met de gemeentelijke weigering. ‘God straft wie dichter in Alphen wil zijn’, noteerde Jean-Pierre Geelen bijvoorbeeld in De Volkskrant (9-8-2016), vrij naar rocker Jan Rot. ‘Kleingeestigheid’, zei Aad Meinderts, directeur van het Letterkundig Museum (nu het Literatuurmuseum), in het Algemeen Dagblad. Bloem, die was gewoon ‘een idiote zonderling’: je moet het allemaal zien in de tijd, in de jaren dertig van de vorige eeuw, aldus Meinderts (18-06-2016). En zo volgde meer kritiek op het Alphense college. De gemeente draaide bij (op de details ga ik maar niet in) en op een zonnige augustusmiddag werd bij de ingang van het voormalige woonhuis van Jacques Bloem, Villa Nuova, een plaquette onthuld, in aanwezigheid van een glimlachende Alphense burgemeester, mevrouw Liesbeth Spies.
Hoe zat het nu eigenlijk met Bloems lidmaatschap van de NSB, vroeg ik me bij die gelegenheid af. Er zijn diverse auteurs die daar uitspraken over hebben gedaan. ‘Sötemann zegt het en deze is een groot pluizer die ik, waar het feitelijkheden betreft, ongaarne tegenspreek’, aldus Clara Eggink in haar Leven met J.C. Bloem (1977: 113; cf. Sötemann 1994: 57). ‘In april 1933 werd Bloem (…) lid van de Nationaal Socialistische Beweging’, lezen we bij Donker (2006: 43). Deze bevinding blijkt gebaseerd op een brief van Bloem aan Jan Greshoff: ‘ik ben sinds enkele dagen nazi, zij het ook Nederlandsch’ (30-4-1933, Letterkundig Museum, collectie Bloem; cf. Slijper 2016: 234).
VU-neerlandicus en jurist Gretha Donker voegt eraan toe dat Bloem ‘enkele jaren daarna’ het lidmaatschap al weer opzegde, ‘nadat hij bij Mussert op bezoek was geweest’ (2006: 43). Bart Slijper is iets behoedzamer als hij opmerkt: ‘Het is niet duidelijk hoelang Bloem lid van de NSB is geweest’ (Slijper 2016 [2007]: 239). Hij heeft ‘Bloems naam niet teruggevonden in het (onvolledig bewaarde) NSB-archief. […]’ (2016: 362). Slijper houdt het er in zijn Groningse dissertatie (2007) maar op dat ‘[d]e combinatie van zijn afgenomen enthousiasme en hopeloos geldgebrek en zijn onconstructurele betrokkenheid bij maatschappelijke kwesties, […] het nog het meest aannemelijk [maken] dat hij door niet te betalen zijn lidmaatschap heeft laten verlopen’ (2016: 239).
Vanwege die onduidelijkheid vroeg ik een en ander toch maar eens na bij het onvolprezen NIOD te Amsterdam. Hubert Berkhout, coördinator directe dienstverlening bij het NIOD, was zo vriendelijk om me interessante informatie te verschaffen (e-mail 29-08-2016), die ik hieronder weergeef. Hij vond in het (onvolledig bewaarde) NSB-archief bij het NIOD een belangrijke aanwijzing inzake het lidmaatschap van J.C. Bloem. Er wordt namelijk een J.C. Bloem vermeld in de stamboeklijst van de NSB. Dit is een numerieke, dus niet alfabetische, lijst van leden van de NSB. Ook hier geldt dat deze lijst zeer incompleet bewaard is gebleven, maar in een gedeelte van leden uit 1933 komt zijn naam als volg voor:
Hieruit valt op te maken dat J.C. Bloem werd ingeschreven bij de NSB onder stamboeknummer 2804:
Later werd met potlood aangetekend dat hij op 3 januari 1934 heeft bedankt als lid:
Een exacte datum van inschrijving is aan de hand van deze stamboeklijst niet te geven.
Tot zover de gegevens van Berkhout.
Ter afsluiting nog dit. Het verhaal gaat dat Bloem de NSB-leider ir. Anton Mussert in de loop van 1933 in Utrecht heeft opgezocht voor een gesprek (cf. Slijper 2016: 238). Bloem bleek ernstig teleurgesteld in het culturele niveau van de leider. ‘‘Die vent weet geeneens wie Maurras is’, was het antwoord op mijn nieuwsgierige vraag naar wat hij beleefd had, toen ik hem met ons zoontje in Breukelen van de bus haalde’, aldus Clara Eggink, Bloems vroegere echtgenote (cf. Eggink 1977: 113). Charles Maurras was indertijd een bekende en niet onomstreden Franse schrijver en politicus.
Van het bezoek aan Mussert is overigens geen enkel schriftelijk bewijs bekend (Slijper 2016: 361 n. 56). De ‘enige die voor de waarheid ervan in kan staan’, is Clara Eggink. Hoe het ook zij, het NSB-lidmaatschap van J.C. Bloem lijkt van betrekkelijk korte duur geweest te zijn.
Literatuur
Gretha Donker, ‘Geheime Bloem-stukken’. Pro Memorie. Bijdragen tot de rechtsgeschiedenis der Nederlanden 3 (2001): 2, 267-312.
Gretha Donker, ‘Een meester-dichter: de juridische loopbaan van J.C. Bloem (1887-1966)’. Nieuwsbrief voor afgestudeerden van de opleiding Nederlands aan de Vrije Universiteit Amsterdam 23 (nov. 2002), p. 3-18.
Gretha Donker, J.C. Bloem meester-dichter. Amsterdam 2006.
Clara Eggink, Leven met J.C. Bloem. Amsterdam 1977.
Bart Slijper, Van alle dingen los. Het leven van J.C. Bloem. Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen 2007. http://www.rug.nl/research/portal/files/2779332/thesis.pdf
(Handelseditie: Amsterdam & Antwerpen 2007; vierde druk 2016).
A.L. Sötemann, Een dichter en zijn wereld. Over J.C. Bloem. Groningen 1994.
Dolf Verroen, ‘Clara Eggink’. In: J.C. Bloem, Ik heb van ’t leven vrijwel niets verwacht. Giethoorn 2011, 23-31.
willem huberts zegt
Een kleine aanvulling. In augustus 1932 gaf de NSB stamboeknummer 300 uit, begin 1933 telde de NSB zo’n 1000 leden en in augustus 1933 was dat aantal gegroeid tot ca. 7000 leden. Bloem had stamboeknummer 2804 en dus mag worden aangenomen dat hij in de periode februari-april 1933 lid is geworden. Hij is dus minder dan een jaar lid geweest want op 3 januari 1934 bedankte hij voor het lidmaatschap.
Daaraan voorafgaande overigens was hij ook al lid geweest van een andere fascistische beweging, genaamd ‘De Bezem’. In een ongedateerd overzicht van de secretaris van ‘De Bezem’ staat vermeld: ‘Mr. J.C. Bloem van St. Nicolaasga naar: Breukelen’. Hij werd in april 1931 benoemd te Breukelen en daarom lijkt het veilig om aan te nemen dat Bloem in het voorjaar van 1931 lid was van de Fascistenbond ‘De Bezem’.
Jos Joosten zegt
Overigens vermeldt Adriaan Venema ook Bloems lidmaatschap (bijna een decennium later) van de Kultuurkamer. Nu is Venema bepaald niet de meest on-sensationele, ernstige en nauwkeurige historicus – maar bij de vele weerleggingen en herinterpretaties die zijn boeken opleverden is de opmerking over Bloems lidmaatschap nooit door iemand aangevochten. Dit zou als voetnoot bij een voetnoot allicht eenvoudig na te gaan moeten zijn? Overigens schrijft Slijper, zelfs zonder deze politieke feiten – over de volslagen idiote kijk op de wereld van Bloem tijdens de bezetting (zoals het idee om het kapitaal van weggevoerde Joden zolang in bewaring te geven bij hem (de notoire bodemloze put).