Door Marc van Oostendorp
Een van de fundamentele puzzels van de taalwetenschap is: waarom zijn er zoveel verschillende talen? Waarom spreken we niet allemaal hetzelfde, en tellen we nu zo’n zevenduizend verschillende talen, nog even afgezien van de eindeloze lappendeken van dialecten die er over de wereld ligt?
Die vraag wordt des te dringender als je aanneemt dat alle talen uiteindelijk gebaseerd moeten zijn op een en dezelfde blauwdruk, bijvoorbeeld omdat onze hersenen gespecialiseerd zijn in taal. De Amerikaanse taalkundige Mark Baker is een van de prominente vertegenwoordigers van deze stroming. En in een recent artikel stelt hij inderdaad deze vraag.
Eerst legt hij het model van taal uit waarin hij gelooft. Dat is een soort schakelbord: een vast patroon waar je aan de ene kant een stroomsignaal in stuurt en waar de andere kant een zin uitkomt. Als je de schakels de ene kant opzet, krijg je een zin in het Engels. Zet je allerlei schakels om, dan krijg je een zin in het Mohikaans.
Koperdraadjes
Verschillen tussen talen zijn dus gelijk aan verschillen in schakelingen. Maar er zijn ook grote overeenkomsten: dat is de structuur van het bord.
Je kunt erover discussiëren hoe succesvol het model precies is, maar het heeft onder collega’s betrekkelijk veel aanhang en er zijn – onder andere door Baker – ook interessante analyses in gemaakt. Alleen doet het dus wel de vraag rijzen: waarom zitten er in het universele plan voor talen in ons hoofd eigenlijk schakelingen? Waarom niet alleen maar vastliggende koperdraadjes?
Blauwe bessen
Het laat in ieder geval zien dat taal niet alleen maar een communicatiemiddel is, zegt Baker terecht. Een goed communicatiemiddel kent één internationale standaard en is stabiel, verandert nooit. Alle talen veranderen voortdurend en er is dus een zeer ruime variabiliteit – waarom?
In zijn artikel speculeert Baker dat taal misschien ook een andere functie heeft: juist om de boodschap te verbergen voor andere groepen; ervoor te zorgen dat concurrende stammen niet kunnen meeluisteren wanneer jij waardevolle informatie aan het uitwisselen bent over waar zich een veldje met lekkere blauwe bessen bevindt.
Microvariatie
Baker wijst erop dat talen soms nog steeds als uitstekende geheimtalen werken: tijdens de Tweede Wereldoorlog werden Navajo-indianen door het Amerikaanse leger ingezet om berichten uit te wisselen die de vijand veel moeilijker kon ontsluiten dan welke codering ook.
Het probleem lijkt mij hierbij dat nog steeds dicht bij elkaar wonende groepen talen hebben die nu ook weer niet zo ver uit elkaar liggen dat men elkaar niet verstaat. Er is juist een heleboel zogeheten microvariatie en dat kun je op deze manier niet verklaren.
Bedriegen
Toch zit er wel iets in het idee, als je het een beetje verandert. Die microvariatie wordt niet zozeer gebruikt om een boodschap helemaal onduidelijk te maken, maar wel om onmiddellijk een boodschapper te kunnen herkennen als een vreemdeling. Microvariatie is zo bezien de bron van variatie: variatie op grote school zoals tussen het Engels en het Mohikaans is slechts het gevolg van eeuwen zich ophopende microvariatie.
Een belangrijke observatie daarbij is dat er in onze puberteit iets gebeurt: voor die tijd kan vrijwel ieder kind moeiteloos de taal leren van zijn omgeving, daarna wordt dat een stuk moeilijker of zelfs onmogelijk. Dat heeft dus als consequentie dat je als mens nauwelijks kunt bedriegen: je kunt niet doen alsof je praat als lid van een groep waarin je niet bent opgegroeid.
Het nut van variatie is niet dat het signaal zo wordt vervormd dat we elkaar helemaal niet meer begrijpen, maar dat het subtiel wordt vervormd zodat we weten dat de ander er nét niet helemaal bijhoort.
paul valens zegt
Bijbel, Koran en Hadith’s hebben ook een dergelijke encrypyiefunctie. Onlogische teksten, alleen door insiders te herkennen.
Wouter van der Land zegt
“microvariatie wordt (…) gebruikt om (…) een boodschapper te kunnen herkennen als een vreemdeling”
Vreemdelingen worden in mensengroepen toch al moeiteloos op zicht herkend? Afwijkende taal is dan hooguit een bevestiging van vreemdheid. Maar wat is er mis met de traditionele opvatting dat taal door de nieuwe generatie binnen een groep wordt gebruikt om te ‘bonden’ (met het oog op latere gezamenlijke besjes- en mammoetjacht) en zo variaties bevordert?
Marc van Oostendorp zegt
Ik moet bekennen dat ik deze ’traditionele opvatting’ niet ken en ook niet begrijp. Hoezo zou ‘bonding’ op zich voor variatie zorgen? Daar is toch op zijn minst uitsluiting van buitenstaanders voor nodig?
Wouter van der Land zegt
@Marc, bonding binnen de jonge generatie, binnen een subgroep dus, die zich wil onderscheiden van de ouderen binnen de groep. Het gebruik van afwijkende taal is een teken dat je tot de subgroep behoort, maar geen sjiboleth. Jongeren herkennen ouderen moeiteloos aan hun ouderdom. Het gaat dus om bevestiging en niet om herkenning.
Dat verklaart ook waarom ouderen de plank vaak misslaan wanneer ze jeugdtaal gebruiken. Ze gebruiken een herkenningsteken dat ze zich niet mogen toe-eigenen
Dat mechanisme is toch bevorderlijk voor variatie en is toch de traditionele verklaring? Kinderen worden ouder en een deel van hun taal wordt de algemene standaard.
Marc van Oostendorp zegt
Maar dit is toch in essentie dezelfde verklaring?